Paragraaf 3: Hard werken

Toets inhalen:
Coachplein Vrijdagmiddag (onder voorbehoud)
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Toets inhalen:
Coachplein Vrijdagmiddag (onder voorbehoud)

Slide 1 - Diapositive

Paragraaf 3: Hard werken tijdens de Industriele Revolutie (Onderdeel A) --> Pagina 64 en 65.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen onderdeel A:
  • Je kunt drie omstandigheden benoemen van de arbeider tijdens de industriele revolutie
  •  Je kunt uitleggen waarom de overheid niks deed aan de slechte omstandigheden van de arbeider.
  • Je kan het begrip 'liberalisme' omschrijven.

Slide 3 - Diapositive

Industriële

Revolutie
Industrie =
Het maken van een product van grondstoffen

Bijvoorbeeld: Het maken van een trui van wol met een machine.
Revolutie =
Een grote verandering binnen een korte tijd.

Bijvoorbeeld: Door de komst van stoommachines konden heel veel producten veel sneller gemaakt worden.
Industriële Revolutie = Een grote verandering binnen een korte tijd in de manier waarop producten gemaakt konden worden.

Slide 4 - Diapositive

Vóór de Industriële Revolutie:

- Boerderijen. 
- Huisnijverheid.
- Simpel maar hard werken.
- Hele dag

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Tijdens en ná de Industriële Revolutie:
- De arbeider ontstaat. Men gaat massaal in fabrieken werken.
- Gevaarlijke baan met lange werktijden.
- Geen wetten om de arbeider te beschermen.


Slide 8 - Diapositive

Arbeider:
  • 12 uur per dag
  • Weinig daglicht
  • Veel herrie
  • Ongezonde lucht
  • Weinig betaald
  • Niet beschermd door wetten
  • Te laat = boete
  • Ziek = ontslag
  • Slechte huizen voor arbeiders (geen riolering, weinig plek).


Leerdoel:
  • Hoe zag het leven van een arbeider eruit?
Begrippen:
  • arbeider
§2.3
Hard werken: Onderdeel A

Slide 9 - Diapositive

Waarom deed de overheid niets aan de situatie van de arbeider?
  • De meeste bestuurders/fabriekseigenaren. waren rijke mensen die aanhangers waren van het liberalisme.
  • Liberalisme: een beweging die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers. 
  • De regering moest zich zo min mogelijk bemoeien met de economie (en dus fabrieken).

Slide 10 - Diapositive

Liberalisme is ook eigen belang..
Fabrieksbazen mochten hun eigen lonen, regels en prijzen bepalen --> Goed voor de economie.
Maar.. slecht voor de arbeider.. 
En goed voor de fabrieksbaas --> hoe minder loon des te meer winst voor de fabrieksbaas!

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Leerdoelen onderdeel A:
  • Je kunt drie omstandigheden benoemen van de arbeider tijdens de industriele revolutie
  •  Je kunt uitleggen waarom de overheid niks deed aan de slechte omstandigheden van de arbeider.
  • Je kan het begrip 'liberalisme' omschrijven.

Slide 13 - Diapositive

Beschrijf in je eigen woorden hoe het leven van de arbeider eruit zag in 19de eeuw.

Slide 14 - Question ouverte

Beschrijf in je eigen woorden wat liberalisme betekent.

Slide 15 - Question ouverte

Waarom vindt de fabrieksbaas (liberaal) dat er geen wetten moeten komen die de arbeider beschermen?

Slide 16 - Question ouverte

Huiswerk: 
Maken opgave 10 t/m 16 op pagina 64 en 65.

Slide 17 - Diapositive

Paragraaf 3: Hard werken tijdens de Industriele Revolutie (Onderdeel B) --> Pagina 66 en 67.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Waarom kinderarbeid?
  • Bron van inkomsten: elk werkend kind levert geld op.
  • Er waren geen scholen voor niet-rijken.
  •  ''Je leert wat werken is''
  • Geen wetten tegen kinderarbeid.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Socialisme:
  • De beweging die het uitbuiten van de arbeider door fabriekseigenaren wil stoppen.
  • Doel 1: Bezit moet eerlijker verdeeld worden.
  • Doel 2: kiesrecht
Domela Nieuwenhuis

Slide 22 - Diapositive

Samen sta je sterk!

Arbeiders willen:
  • rechten hebben (minder uren achter elkaar, vakantiedagen, salarisverhogen)
  • meebeslissen over wetten en regels: kiesrecht: iedere volwassene mag stemmen op wie het land bestuurd (eerst alleen mannen).
  • Vakbonden: arbeiders werken samen om hun eigen rechten en belangen te beschermen.
Leerdoel:
  • Je kan uitleggen hoe arbeiders probeerden een beter leven te krijgen
Begrippen:
  • kiesrecht
  • vakbonden
§2.3
Hard werken
3
Samen sterk

Slide 23 - Diapositive

Leerplichtwet


1901: Kinderen van 6 tot 12 jaar moeten verplicht naar school. 

Slide 24 - Diapositive

Kinderwetje van Van Houten

1874: Verboden voor kinderen onder 12 jaar om in de fabriek te werken. 

Slide 25 - Diapositive

Feminisme:
  • De beweging die gelijke rechten wil voor vrouwen.
  • Eerst vooral rijke vrouwen met een opleiding.
  • 1917: Algemeen mannenkiesrecht
  • 1919: Algemeen kiesrecht --> ook vrouwen mochten stemmen.

Aletta Jacobs

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Begrippen uit de paragraaf:
  • Liberalisme
  • Socialisme
  • Feminisme
  • Leerplichtwet
  • Kinderwetje van Van Houten
  • Kiesrecht
  • Algemeen Kiesrecht

Slide 28 - Diapositive

Komt op voor de arbeider en eerlijker verdeler van bezit.
Opkomen voor de vrijheid van de burger en dus zo weinig mogelijk wetten.
De beweging die gelijke rechten wil voor vrouwen.
Liberalisme
Socialisme
Feminisme

Slide 29 - Question de remorquage

Wat staat er in de Leerplichtwet van 1901?

Slide 30 - Question ouverte

Wat betekent kiesrecht?

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Vidéo