Wiskunde examentraining - B. Tabellen, grafieken en formules

Wiskunde examentraining 
Onderdeel B. Tabellen, grafieken en formules
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wiskunde examentraining 
Onderdeel B. Tabellen, grafieken en formules

Slide 1 - Diapositive

Tabellen, grafieken en formules

  • B1. Tabellen
  • B2. Grafieken
  • B3. Formules 

Slide 2 - Diapositive

Tabellen
Tabel = bestaat uit rijen (horizontaal) en kolommen (verticaal)

Je moet op het examen informatie uit een tabel kunnen halen.

Slide 3 - Diapositive

Tabellen

Slide 4 - Diapositive

Tabellen






Reken uit en zet het antwoord in de volgende slide.

Slide 5 - Diapositive

Zie vorige.

Slide 6 - Question ouverte

Tabellen






Reken uit en zet het antwoord in de volgende slide.

Slide 7 - Diapositive

Zie vorige.

Slide 8 - Question ouverte

Tabellen, grafieken en formules

  • B1. Tabellen
  • B2. Grafieken
  • B3. Formules 

Slide 9 - Diapositive

Grafieken
Grafiek = visuele voorstelling van een verband.

Je moet op het examen grafieken kunnen aflezen en ze zelf kunnen tekenen.

Slide 10 - Diapositive

Grafieken
Aflezen:
  • Begrijp de betekenis van de assen en eenheden
  • Bepaal de stijging of daling van de lijn


Slide 11 - Diapositive

Grafieken
Zelf een grafiek tekenen:
  • Maak een tabel met coördinaten op basis van de formule
  • Teken een assenstelsel met een juiste schaalverdeling
  • Zet de coördinaten in de grafiek en verbind ze met een (vloeiende) lijn


Slide 12 - Diapositive

Grafieken
Gebruik van een liniaal:
  • Alleen bij lineaire verbanden
  • Bij kromme grafieken mag dit niet: vloeiende kromme


Slide 13 - Diapositive

Grafieken
Soorten grafieken en kenmerken:
  • Constant: lijn blijft op hetzelfde niveau
  • Stijgend: lijn gaat omhoog
  • Dalend: de lijn gaat omlaag
  • Periodiek: de lijn herhaalt zich in een vast patroon


Slide 14 - Diapositive

Grafieken
Belangrijke begrippen:
  • Minimum: laagste punt in de grafiek
  • Maximum: hoogste punt in de grafiek
  • Snijpunt: punt waar twee grafieken elkaar kruisen


Slide 15 - Diapositive

Grafieken

Slide 16 - Diapositive

Tabellen, grafieken en formules

  • B1. Tabellen
  • B2. Grafieken
  • B3. Formules 

Slide 17 - Diapositive

Formules
Formule = beschrijft een verband tussen variabelen met behulp van  symbolen en getallen.


Slide 18 - Diapositive

Formules
Opstellen van een formule:
  • Haal de juiste gegevens uit de tekst
                toename, afname, constant, periodiek
                bepaal de beginwaarde
  • Bepaal welke variabelen met elkaar in verband staan
                 welke gegevens hebben invloed op elkaar
  • Kies passende letters (voorbeeld: t voor tijd, h voor hoogte)


Slide 19 - Diapositive

Formules
Soorten formules
  • Lineair: y = 4x + 10 (rechte lijn in grafiek)
  • Exponentieel: N = 5 x 2 ^ t (snelle groei of afname)
  • Wortelformule: y = √x (afnemende stijging of daling)
  • Machtsformule: y = x² (paraboolvorm)


Slide 20 - Diapositive

Formules
Rekenen met formules
  • Invullen van een waarde om een andere waarde te berekenen
  • Herleiden van een formule (inklemmen: bijvoorbeeld 4x + 30 = 200 oplossen voor y)


Slide 21 - Diapositive


Slide 22 - Question ouverte

Tabellen






Reken uit en zet het antwoord in de volgende slide.

Slide 23 - Diapositive

Zie vorige

Slide 24 - Question ouverte

Tabellen






Reken uit en zet het antwoord in de volgende slide.

Slide 25 - Diapositive

Zie vorige

Slide 26 - Question ouverte

Geef het startgetal
bij de rode grafiek

Slide 27 - Question ouverte

Bij de tabel hoort een exponentieel verband.
Maak de formule bij de tabel.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de groeifactor bij deze tabel?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is de periode van deze grafiek?

Slide 30 - Question ouverte


Hoe noem je grafiek 1,3,4?

Slide 31 - Question ouverte