Bio Thema 5 Ecologie - Basisstof 5.3

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 5 Ecologie 
§ 5.3 Organismen en hun leefomgeving

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Icoontjes:
Sla deze slide op in je favorieten of klik op het oog om de slide te verbergen.

Kleurcodes:
De kleurcodes in deze les verschillen per lesfase:

informatie
doen
Voorkennis activeren
#EBE7F7
#9C89D7
Theorie/Instructie
#F8DACF 
#FE8F6B
Verwerking
#C4E5C9
#38A84A
Afsluiting
#EBE7F7
#9C89D7

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

JdW-kijkwijzer
Lesopbouw:

  1. Vooraf:
    Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen

  2. Instructie:
    Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen

  3. Toepassing:
    Actieve verwerking, Formatief handelen 

  4. Evaluatie:
    Afsluiting

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 


Huiswerk check:
Thema 5: Introductie, 5.1 en 5.2 (inclusief werkboek)
timer
2:00

Slide 6 - Diapositive

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
              Voorkennis activeren
Met een Inleiding op de les kun je de voorkennis van leerlingen activeren.

Verschillende tools die je kunt inzetten bij het activeren van de voorkennis:
  • Quizlet
  • Woordweb (in LessonUp)
  • Open vragen of Quiz-vragen in LessonUp (multiple choice)
  • Placemat (in groepjes)
  • Etc...
Checklist:
  • Bepaal welke voorkennis relevant is voor de nieuwe lesstof.
  • Ontwerp een terugblik-opdracht die deze voorkennis activeert.
  • Overweeg of en hoe thuistalen ingezet kunnen worden om de voorkennis te activeren.

Slide 7 - Diapositive

Voorkennis activeren:
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te geven aan de rest van de les.

Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
Organismen en hun leefomgeving
timer
2:00

Slide 8 - Carte mentale

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 

Voorkennis
Voorkennis
Voorkennis
Voorkennis
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
5:00
Voorkennis
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

           Leerdoelen
  1. T1
  2. T2
  3. I


Checklist (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Het leerdoel is in leerlingentaal geformuleerd.
  • Het leerdoel is volgens de RTTI-methodiek geformuleerd.
  • Het leerdoel geeft een omschrijving van de context (inhoud).
  • Er wordt een werkwoord gebruikt in het leerdoel (gedrag).
  • De condities worden weergeven in het leerdoel (voorwaarden).
  • Er zijn succescriteria gekoppeld aan het leerdoel (norm).

Slide 11 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
           Leerdoelen
5.3.1 Je kunt benoemen wat biotische en abiotische factoren zijn.

5.3.2 Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.

Slide 12 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
              Inleiding

Het ene jaar zijn er veel vogels in de tuin, het jaar daarna minder. Dit kan bijvoorbeeld komen door een heel koude winter. Planten en dieren hebben te maken met invloeden uit hun omgeving.

Slide 13 - Diapositive

Inleiding
Door een goede inleiding voelen leerlingen zich betrokken en begrijpen ze het belang van wat ze gaan leren. Dit vergroot hun motivatie en leerresultaten. 
Wat kan invloed hebben op het aantal vogels?
A
Onvoldoende voedsel
B
Te veel zonlicht
C
Een koude winter
D
Invloeden uit de omgeving

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

           Theorie
Voorzie de theorie van (geanonimiseerde) voorbeelden, zodat de leerlingen beter weten wat er van hen verwacht wordt. 
Het is aan te raden om voorbeelden van verschillende kwaliteit te laten zien om kwaliteitsbesef bij te brengen.
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Interactieve uitleg (responsief): wisbordjes, LessonUp check-vragen, Cornell-methode.
  • Een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren.
  • Meertaligheid functioneel inzetten.
  • Iedereen bij de les betrekken.

Slide 15 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Invloed uit de omgeving
  • Alle organismen, zoals dieren en planten, worden beïnvloed door hun omgeving. Bijvoorbeeld, een konijn krijgt een dikke wintervacht als het koud wordt. 
  • Ook beïnvloeden organismen zelf hun omgeving, bijvoorbeeld door het maken van een hol in de grond. 
  • Organismen en hun omgeving hebben dus een relatie met elkaar. Dit wordt bestudeerd in de ecologie.
Begrip 


Invloed uit de omgeving
Alle organismen worden beïnvloed door hun omgeving. Een konijn krijgt bijvoorbeeld een wintervacht als het koud wordt. Andersom beïnvloeden organismen ook hun omgeving. Zo verandert de bodem wanneer een konijn een hol graaft.
Organismen en hun omgeving hebben dus invloed op elkaar. We zeggen daarom dat ze een relatie met elkaar hebben. In de ecologie bestuderen biologen alle relaties tussen organismen en hun omgeving.

Slide 16 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat bestuderen biologen in de ecologie?
A
Alleen de voeding van dieren
B
Het weer en klimaatverschillen
C
Enkel de levenscyclus van planten
D
Relaties tussen organismen en omgeving

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe beïnvloedt een konijn zijn omgeving?
A
Door te schuilen in bomen
B
Door een hol te graven
C
Door te vliegen naar andere gebieden
D
Door te zwemmen in rivieren

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er met een konijn als het koud wordt?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Biotische en abiotische factoren
Er zijn twee soorten invloeden uit de omgeving:
1. Biotische factoren zijn invloeden van levende dingen, zoals planten en andere dieren.
2. Abiotische factoren zijn invloeden van niet-levende dingen, zoals licht, temperatuur, en water.



Afb.  Invloeden uit het milieu op een roodborstje.
Biotische en abiotische factoren
In de afbeelding zie je invloeden uit de omgeving op een roodborstje. Aan de rechterkant zie je invloeden uit de levende natuur, zoals planten en beestjes. Deze invloeden heten biotische factoren. Aan de linkerkant zie je invloeden die niet leven, zoals licht en temperatuur. Deze invloeden heten abiotische factoren.

Slide 20 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat zijn abiotische factoren?
A
Invloeden die niet leven
B
Voedselbronnen
C
Beestjes
D
Planten

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn biotische factoren?
A
Temperatuur
B
Licht
C
Invloeden die niet leven
D
Invloeden uit de levende natuur

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen biotische en abiotische factoren?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Individu, populatie en ecosysteem
• Individu: Dit is één enkel organisme, bijvoorbeeld één roodborstje.
• Populatie: Dit is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, zoals alle roodborstjes in een bos.
Ecosysteem: Dit is het geheel van alle populaties en de abiotische factoren in een bepaald gebied, zoals een bos of een sloot. 
In een ecosysteem beïnvloeden de verschillende populaties elkaar en worden ze beïnvloed door dingen zoals temperatuur en zonlicht.



Begrippen
individu: Eén enkel organisme.
ecosysteem: Alle populaties en alle abiotische factoren in een gebied

Individu, populatie en ecosysteem
Een enkel organisme is een individu (afb.2.1). Alle roodborstjes in een bepaald gebied, zoals een bos of een park, noem je een populatie. Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied (afb 2.2). De individuen binnen een populatie kunnen zich onderling voortplanten.
Een populatie roodborstjes leeft samen met andere soorten populaties in een bepaald gebied, zoals eikenbomen, beukenbomen, pimpelmezen, regenwormen en egels. Deze verschillende populaties kunnen elkaar beïnvloeden. Daarnaast worden de populaties beïnvloed door abiotische factoren, zoals temperatuur, water en de hoeveelheid zonlicht. Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied vormen samen een ecosysteem.
Voorbeelden van ecosystemen in Nederland zijn een bos, een sloot en een heideveld (afb 2.3). Voorbeelden van ecosystemen die je buiten Nederland kunt tegenkomen, zijn een koraalrif en een tropisch regenwoud.

Slide 24 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Individu, populatie en ecosysteem
Voorbeelden van ecosystemen

In Nederland heb je ecosystemen zoals bossen, sloten en heidevelden. Buiten Nederland vind je bijvoorbeeld koraalriffen of tropische regenwouden.
Begrippen
individu: Eén enkel organisme.
ecosysteem: Alle populaties en alle abiotische factoren in een gebied

Slide 25 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Individu, populatie en ecosysteem
Begrippen
individu: Eén enkel organisme.
ecosysteem: Alle populaties en alle abiotische factoren in een gebied

Slide 26 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Wat is een voorbeeld van een ecosysteem?
A
Een enkel organisme.
B
Een bos.
C
Een populatie van een soort.
D
Een groep individuen.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vormt samen een ecosysteem?
A
Alle populaties en abiotische factoren.
B
Enkel de abiotische factoren.
C
Een enkele soort in een gebied.
D
Alleen de populaties in een gebied.

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een individu?
A
Een ecosysteem met verschillende soorten.
B
Een groep individuen van dezelfde soort.
C
Alle abiotische factoren in een gebied.
D
Een enkel organisme.

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een individu in de natuur?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

           Instructie
Instructie
Bied je instructie gestructureerd en in 'kleine brokjes' aan. 
Voorzie de instructie van praktische- en herkenbare voorbeelden.
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Interactieve uitleg (responsief): wisbordjes, LessonUp check-vragen, Cornell-methode.
  • Een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren.
  • Meertaligheid functioneel inzetten.
  • Iedereen bij de les betrekken.

Slide 31 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


Leerdoel 1

5.3.1 Je kunt benoemen wat biotische en abiotische factoren zijn.
• In de ecologie bestuderen biologen alle relaties tussen organismen en hun omgeving.
• Biotische factoren: de invloeden van organismen op een ander organisme. Bijv. nestgelegenheid, roofdieren, soortgenoten, voedsel en ziekteverwekkers.
• Abiotische factoren: invloeden die niet van organismen komen. Bijv. zonlicht, wind, neerslag, temperatuur en bodemsoort.
• Eén enkel organisme noem je een individu. Bijv. één roodborstje.
• Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich met elkaar kunnen voortplanten. Bijv. een groep roodborstjes in één bos.
Leerdoel 2

5.3.2 Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
• Een ecosysteem zijn alle populaties en alle abiotische factoren in een gebied. Bijv. een vijver, een bos, een sloot of een heideveld.
– De biotische en de abiotische factoren beïnvloeden elkaar.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel 3

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wanneer is mijn opdracht goed?
Leerlingen noteren hier succescriteria

Slide 34 - Question ouverte

Succescriteria
Hiermee maak je leerlingen duidelijk wat er van hen verwacht wordt en welke criteria bepalen of hun werk succesvol is. Dit helpt hen beter te begrijpen waar ze naartoe werken en verhoogt hun focus en motivatie. Door succescriteria te bespreken of samen met leerlingen op te stellen, bevorder je eigenaarschap en geef je hen een concreet kader om hun werk aan te toetsen tijdens en na het uitvoeren van de opdracht.
           Aan de slag
Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
Checklist: (verwijder dit na het ontwerpen van je les!)
  • Expliciete instructie voor toepassingsopdracht: wat, hoe, hoe lang, klaar?
  • Afwisseling in oefentypes (herkneden van de lesstof)
  • Eerst voordoen, daarna begeleidt inoefenen, vervolgens zelfstanding en weer samen (ik--wij-jij/jullie-wij)
  • Het leren zichtbaar maken (zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode )
  • Differentiëren waar nodig: heterogeen en flexibel.
timer
10:00

Slide 35 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
           Aan de slag
Maken: BS. 5.3 opgave:1, 2, 3, 5 & 6 
Oefenen met flitskaarten
Maak de vragen van Test Jezelf
Begrippen oefenen met:                        Klik HIER             
Tips:
Maak samenvattingen per basisstof.
Maak aantekeningen tijdens de les.
Oefen en leer de begrippen.
timer
10:00

Slide 36 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen

De vraag kan hier 
geplaatst worden.
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 37 - Quiz

7. Formatief handelen
De docent geeft de leerlingen gedurende de les gerichte feedback, feedup en feedforward op de op de inhoud van het werk, de leerstrategie, het gedrag en op zelfsturing. De docent bevraagt willekeurig leerlingen met open vragen. De docent stimuleert kwaliteitsbesef onder leerlingen door bijvoorbeeld leerlingen elkaars werk te laten vergelijken of uitgewerkte voorbeelden te gebruiken, gevolgd door geïnformeerde vervolgstappen.
           Afsluiting
Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 
Checklist:
  • Zijn de leerdoelen behaald?
  • Les in context plaatsen van de periode 
  • Het leren en het gedrag samen evalueren
  • Vooruitblikken adhv JdW-planner  

Slide 38 - Diapositive

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 
           Begrippen
           uit deze les
  • ecosysteem
Alle populaties en alle abiotische factoren in een gebied.

  • individu
Eén enkel organisme.

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Exit ticket (formatief evalueren)

Zie voorbeelden in de map TOOLS van de gedeelde map.
Je kunt voor meer Exit tickets ook op onderstaande website kijken:

Slide 40 - Diapositive

Formatief evalueren: 
Het werken met leerdoelen maakt effectief feedback geven mogelijk.
Gedurende de les wordt continue geëvalueerd in hoeverre de leerlingen de leerdoelen
beheersen. Leerlingen gaan pas aan de slag met het volgende leerdoel wanneer zij
aantonen de vorige te beheersen. De docent laat op verschillende manieren weten waar
leerlingen naartoe werken (feed-up), of zij goed bezig zijn (feed-back) en wat de volgende
stap is (feedforward). Deze feedback is niet alleen gericht op een taak/product, maar vooral
ook op hoe leerlingen op een juist antwoord zijn gekomen (proces). Enkele praktische tips
om met formatief evalueren aan de slag te gaan: https://toetsrevolutie.nl/?p=2298 &
https://hetdigitalewerkvormenboek.files.wordpress.com/2020/07/het-digitale-
werkvormenboek.pdf

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Eindslide

Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions