Diagnostische toets H3 Arm & Rijk

Wat betekent de afkorting BBP
A
Bruto Buitenlands Prodcut
B
Bruto Binnenlands Product
C
Binnenlands Blijvende Producten
D
Buitenlands Blijvende Producten
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wat betekent de afkorting BBP
A
Bruto Buitenlands Prodcut
B
Bruto Binnenlands Product
C
Binnenlands Blijvende Producten
D
Buitenlands Blijvende Producten

Slide 1 - Quiz

BBP per hoofd is ?
A
Het bbp gedeeld door het aantal inwoners in een land.
B
Het bbp van een land.
C
Het bbp van een persoon.
D
BBP van de regering in een land.

Slide 2 - Quiz

Levensverwachting zegt iets over of een land arm of rijk is?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Analfabetisme betekent?
A
Het percentage van de bevolking dat niet kan lezen en schrijven.
B
Het percentage van de bevolking dat wel kan lezen en schrijven.

Slide 4 - Quiz

Absolute armoede is?
A
Armoede waarin niet voorzien kan worden in basisbehoeften.
B
Armoede vergeleken met het gemiddelde inkomen van een land.
C
Het inkomen dat iemand nodig heeft om te kunnen voorzien in de basisbehoeften.

Slide 5 - Quiz

Periferie betekent?
A
Rijke landen met een hoog HDI
B
Arme landen met een lage HDI.
C
Arme landen met een hoog HDI
D
Rijke landen met een laag HDI

Slide 6 - Quiz

Ontwikkelingslanden noem je ook wel?
A
Ontwikkelde landen
B
Centrum landen
C
Derdewereld landen

Slide 7 - Quiz

Het niveau waarop je een verschijnsel bekijkt. Noem je het?
A
Atlas
B
Vijf schaalniveaus
C
Fysische schaalniveau
D
Geografisch schaalniveau

Slide 8 - Quiz

De primaire sector is..?
A
De industrie
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 9 - Quiz

De secundaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 10 - Quiz

De tertiaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs

Slide 11 - Quiz

Beroepsbevolking?
A
Bepaalde beroepen onder de bevolking
B
Bevolking tussen de 15 en 65 jaar dat betaald werk doet
C
Bevolking tussen de 30 en 50 jaar dat betaald werk doet.
D
Beroepen die uitgevoerd worden door ouderen.

Slide 12 - Quiz

De commerciële sector is?
A
Reclame sector
B
Produceren voor eigen gebruik.
C
Bedrijven in arme landen
D
Bedrijven die gericht zijn op het maken van winst.

Slide 13 - Quiz

Arbeidsintensief is?
A
Er zijn vooral arbeiders nodig om te produceren.
B
Het kost weinig energie om het te maken
C
Fabrieken die werken met machines
D
Arbeiders krijgen weinig betaald

Slide 14 - Quiz

Ontwikkelingshulp is?
A
Hulp die bij een ramp wordt gegeven.
B
Samenwerking waarbij arme en rijke landen samen werken
C
Geld sturen naar arme landen
D
Hulp van de rijke landen aan de arme landen

Slide 15 - Quiz