26-9

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

• Werkwoordspelling
• Tekstdoelen

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen

Ik kan de verschillende doelen die een schrijver kan hebben met een tekst benoemen en herkennen

Werkwoordspelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Voltooid deelwoord

werkwoordspelling

1. hij bediend
2. hij bedient

werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurde

Werkwoordspelling

1. Het vliegtuig crashte ten gevolge van blikseminslag.
2. Het vliegtuig crashtte ten gevolge van blikseminslag.

Werkwoordspelling

1. Zij heeft het huis geverft
2. Zij heeft het huis geverfd

Werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Groningen.
2. Gisteren verhuisten we naar Groningen.

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

werkwoordspelling

1. hij heeft de boel belazerd
2. hij heeft de boel belazert

werkwoordspelling

1. Hij onthoud alles wat ik vertel.
2. Hij onthoudt alles wat ik vertel.

Samen oefenen

Het Nederlandse radiolandschap verandert. Dat weten we inmiddels. Maar luisteren we dan helemaal geen radio meer? Zeker wel. Het gebeurt alleen anders dan voorheen.

Schrijf mee in je schrift

Zelfstandig werken

Maak opdracht 1 tot en met 8 van blz. 30 en 31

Klaar? Werk aan je woordenlijst of fictiedossier

Ook mee klaar? Lezen in de Lees! app

Nakijken zakelijke brief

We bespreken het gemaakte werk aan de hand van het correctiemodel.

Tekstdoelen

Er zijn verschillende tekstdoelen, als je weet wat het doel van de schrijver is, kun je een tekst beter begrijpen.

Welke tekstdoelen zijn er?

Tekstdoelen

Informeren: de schrijver wil je iets leren

Instructie geven: de schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen

Overtuigen: de schrijver wil je overtuigen van zijn of haar mening

Overhalen: de schrijver wil dat je iets doet of koopt

Vermaken: de schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. informeren
2. amuseren
3. overhalen

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. Informeren
2. Amuseren
3. Overtuigen
4. Instrueren

Tekstdoelen

Een politierapport heeft als tekstdoel:

1. Informeren
2. Amuseren
3. Activeren
4. Beschouwen

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. overtuigen
2. activeren
3. informeren
4. amuseren

Wat is het tekstdoel?

Wat is het tekstdoel?

1. overtuigen
2. activeren
3. informeren
4. amuseren

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:

1. informeren
2. overtuigen
3. overhalen
4. amuseren

Opdrachten maken

We maken samen opdracht 1 en 2

Hierna werk je zelfstandig aan opdracht 3 tot en met 8

Klaar? Woordenlijst van dit hoofdstuk maken

Paragraaf 12 alle opdrachten

Paragraaf 13 opdracht 1 tot en met 8