much/many/little/few herhaling

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

much & many = veel
Ze betekenen allebei 'veel' maar je mag ze niet zomaar door elkaar gebruiken. Er is een regel.....niet heel moeilijk hoor 
MANY -  zet je voor woorden die je kunt tellen
MUCH - zet je voor woorden die je NIET kunt tellen

Slide 2 - Diapositive

telbaar

ontelbaar
woorden waar je een cijfer voor zou kunnen zetten

     many apples

     many children


     many cups

bij deze woorden kan je niet een cijfer voor zetten

   much water

    much money


    much sand

Slide 3 - Diapositive

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

How ....... sand is there in the dessert?
A
many
B
much

Slide 4 - Quiz

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

How ..... panda bears are there in this zoo?
A
many
B
much

Slide 5 - Quiz

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

We have ....... beach balls.
A
many
B
much

Slide 6 - Quiz

REMEMBER: many (telbaar) / much (ontelbaar)

There is not ...... work.
A
many
B
much

Slide 7 - Quiz

trees
A
many
B
much

Slide 8 - Quiz

water
A
many
B
much

Slide 9 - Quiz

ducks
A
many
B
much

Slide 10 - Quiz

rice
A
many
B
much

Slide 11 - Quiz

wolves
A
many
B
much

Slide 12 - Quiz

Ik weet nu wanneer ik 'many' en wanneer ik 'much' moet gebruiken.

Slide 13 - Sondage

Much / many / little / few
Telbaar
Ontelbaar
Veel
Weinig
Many
Much
Few
Little

Slide 14 - Diapositive

boys
A
little
B
few

Slide 15 - Quiz

food
A
little
B
few

Slide 16 - Quiz

chairs
A
few
B
little

Slide 17 - Quiz

friends
A
few
B
little

Slide 18 - Quiz

questions
A
few
B
little

Slide 19 - Quiz

sugar
A
little
B
few

Slide 20 - Quiz

Ik weet nu wanneer ik 'few' en wanneer ik 'little' moet gebruiken.

Slide 21 - Sondage

Slide 22 - Diapositive