NAH les 1

NAH, Niet Aangeboren Hersenletsel
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Keuzedeel 0067 (NAH)MBOStudiejaar 2,3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

NAH, Niet Aangeboren Hersenletsel

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen:
2 periodes.
- Lessen volgen
- opdrachten in de praktijk
- opdrachten als huiswerk
- opdrachten in de les

- Afronden oefenopdracht
- maken van het examen

Slide 2 - Diapositive

Wat hebben we nodig:

- Boek van eduactief?
- Laptop
- Aandacht en betrokkenheid
- telefoon?


Inloggen via de link of QR code: 

Woensdag groep: https://lessonUp.app/invite/group/beecq

Donderdag groep: https://lessonUp.app/invite/group/fsdec 
Woensdag
Donderdag

Slide 3 - Diapositive

Welke ervaring heb je met NAH?

Slide 4 - Diapositive

Op een schaal van 1 tot 10, hoe ervaren ben je met het werken met mensen met NAH
110

Slide 5 - Sondage

Wat weet je al

Slide 6 - Carte mentale

Wat wil je leren

Slide 7 - Carte mentale

K                 T
  L                  E
     E                  S
        I                    T
          N
              E

Slide 8 - Diapositive

Wat is NAH?
A
Extra activiteit in de hersenen waardoor mensen heel druk worden
B
Stoornis aan de hersenstam waardoor mensen niet meer zelfstandig kunnen ademhalen
C
Negatieve activiteit in de hersenen waardoor mensen depressief worden
D
Elke afwijking of letsel aan de hersenen die na de geboorte is ontstaan

Slide 9 - Quiz

In welke twee soorten kun je NAH indelen?
A
Beschadiging aan de linker hersenhelft en beschadiging aan de rechter hersenhelft
B
Traumatisch letsel en niet-traumatisch letsel
C
Motorische hersenletsel en psychische hersenletsel
D
Hersenletsel wat de persoon beïnvloed en hersenletsel wat de omgeving beïnvloed.

Slide 10 - Quiz

Hoe ontstaat traumatisch hersenletsel?

A
Door een oorzaak van buitenaf waarbij het hoofd een harde klap oploopt
B
Door het meemaken van een heftige gebeurtenis waar iemand erg van geschrokken is.
C
Doordat iemand iets in zijn oor krijgt en heel hard gaat schudden met zijn hoofd.
D
Doordat iemand te lang onderwater heeft gelegen en daardoor te weinig zuurstof heeft gekregen.

Slide 11 - Quiz

Geef drie voorbeelden van niet-traumatisch hersenletsel

Slide 12 - Question ouverte

Wandbeen kwab (Pariëtale kwab)
Hier wordt informatie verwerkt die vanuit je zintuigen (zoals je neus) binnenkomt, ook je vermogen om te leren en je aandacht te richten wordt hier geregeld. 
Deze kwab heb je dus nodig om te leren lezen, rekenen en voor de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht.
Voorhoofdskwab (Frontale kwab)
In dit deel van je hersenschors wordt informatie verwerkt die onder andere je gedrag en je emoties bepaalt. Ook je vermogen om te plannen, het aanleren van bepaalde handelingen en je motivatie worden hier geregeld.
Slaapkwab (Temporale kwab)
Hier wordt informatie verwerkt die van belang is voor je spraak en taal. Daardoor kun je bijvoorbeeld dingen herkennen en benoemen. Een belangrijk gebied voor de taalontwikkeling ligt op de linker temporaalkwab, het centrum van Wernicke. De temporaalkwab zorgt er ook voor dat je dingen die net gebeurd zijn kunt onthouden.
Hersenstam
Zorgt voor een verbinding tussen de grote en kleine hersenen en je ruggenmerg. De zenuwbanen die door je hersenstam lopen geven zo prikkels door van je hersenen naar je spieren en zintuigen én andersom.
De hersenstam regelt je ademhaling, hartslag en bloeddruk en is daardoor van levensbelang. Ook regelt hij je lichaamstemperatuur en speelt hij een rol bij je slaap-waakritme (net als de hypothalamus).
Kleine hersenen (Cerebellum)
Hebben heel veel taken, ze zijn bijvoorbeeld erg belangrijk voor je evenwicht en je coördinatie. Daardoor kun je je soepel bewegen, sporten en moeilijke en precieze handelingen uitvoeren, zoals schrijven, schilderen, een muziekinstrument bespelen, fietsen of autorijden.
Achterhoofdskwab (Occipitale kwab)
Hier wordt informatie verwerkt die van belang is voor het zien. Prikkels die via je netvlies in je oog binnenkomen worden door zenuwenbanen naar de visuele hersenschors gestuurd. Daar worden ze gelezen en verwerkt, zodat je weet wat je hebt gezien.
De 3 hoofdgebieden van je hersenen zijn:
  • De grote hersenen, dat zijn de 4 kwabben 
  • De kleine hersenen
  • De Hersenstam

Slide 13 - Diapositive

Elk hersendeel heeft zijn eigen functies, maar ze zijn allemaal met elkaar verbonden en werken samen.
Dit gebeurt niet alleen op lokaal niveau: een van de belangrijkste banen loopt bijvoorbeeld van de frontale cortex (helemaal voorin) naar de kleine hersenen (helemaal achterin/onderin). Zo worden verschillende soorten informatie die binnenkomen in de verschillende hersendelen verwerkt en samengevoegd. Hierdoor kan je bijvoorbeeld zien waar je loopt, bedenken waar je heengaat en tegelijkertijd ook nog praten met een collega. Dit gaat allemaal automatisch en wordt mogelijk gemaakt door het vakkundig en razendsnel samenwerken van alle onderdelen van je brein.

Slide 14 - Diapositive

Uit welke drie hoofd gebieden bestaan de hersenen?
A
Linker hersenhelft, rechter hersenhelft en de grote hersenen (cortex).
B
Hersenstam, linker hersenhelft en kleine hersenen (cerebellum).
C
Hersenstam, kleine hersenen (cerebellum) en grote hersenen (cortex).
D
linker hersenhelft, rechter hersenhelft en hersenstam

Slide 15 - Quiz

De cognitieve piramide
ofwel
hoe ons brein samenwerkt

Slide 16 - Diapositive

Verschillende oorzaken en toch 1 overkoepelende term?
- Overeenkomsten in de klachten
- Niet altijd zichtbare klachten (Bijv. aandacht, concentratie geheugen en vermoeidheidsproblemen)

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Wat is je eerste reactie op de documentaire.

Slide 19 - Diapositive

Definitie NAH
Afwijking of beschadiging van de hersenen die na de geboorte door ziekte of andere oorzaken is ontstaan, met soms grote-, soms voor anderen onzichtbare- gevolgen voor de manier waarop de getroffene en zijn/haar naasten hun leven kunnen leven. (Uit: Jurrius, 2015). 

Slide 20 - Diapositive

Voor volgende week
Voor dit keuzedeel moet je werken met zorgvragers met NAH.
Overleg met je werkbegeleider welke zorgvrager je voor dit keuzedeel zou kunnen gebruiken. Verzamel de NAH informatie over deze zorgvrager, die gaan we volgende week delen

Slide 21 - Diapositive