Je weet wat chromosomen zijn en waaruit ze bestaan.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen fenotype en genotype
Je kunt voorbeelden noemen van veranderingen aan het fenotype
Huiswerk T5 B1
Opdr. 1-8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 1, 6-10
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
B1 Genotype en fenotype
Jas in je kluis
Spullen op tafel
Laptop/Leerwerkboek
Schrift
Tas van tafel
Lees blz. 96 t/m 98
timer
5:00
Kennen/Kunnen
Je weet wat chromosomen zijn en waaruit ze bestaan.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen fenotype en genotype
Je kunt voorbeelden noemen van veranderingen aan het fenotype
Huiswerk T5 B1
Opdr. 1-8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 1, 6-10
Slide 1 - Diapositive
Een mens heeft .. chromosomen in elke cel. (getal)
Slide 2 - Question ouverte
Welke eigenschappen van je lichaam zijn erfelijk?
Slide 3 - Carte mentale
In hoeverre bepaalt jouw DNA jouw: Haarkleur
Niet
Een beetje
Veel
Haarkleur wordt alleen door DNA bepaald
Slide 4 - Sondage
In hoeverre bepaalt jouw DNA jouw: Lichaamslengte
Niet
Een beetje
veel
Lengte wordt alleen door DNA bepaald
Slide 5 - Sondage
In hoeverre bepaalt jouw DNA jouw: Lichaamsgewicht
Niet
Een beetje
Veel
Gewicht wordt alleen door DNA bepaald
Slide 6 - Sondage
In hoeverre bepaalt jouw DNA jouw: seksuele oriëntatie (hetero, homo, etc.)
Niet
Een beetje
Veel
seksuele oriëntatie wordt alleen door DNA bepaald
Slide 7 - Sondage
DNA
Mensen: 46 chromosomen in elke lichaamscel
DNA vormt code voor eigenschappen (bijv. blauwe ogen)
Complete DNA-code = Genotype
Genotype ontstaat tijdens bevruchting
Elke cel in je lichaam bevat je volledige DNA
Als je het DNA van 1 cel zou uitrollen en meten, is het ongeveer 2 meter aan DNA
Als je al het DNA uit je lichaam zou uitrollen zou je daarmee 20x van de aarde naar zon kunnen.
Slide 8 - Diapositive
Chromosomen vormen paren.
1 paar bevat informatie over dezelfde eigenschappen
Slide 9 - Diapositive
Fenotype
Je uiterlijk = fenotype
Fenotype bepaald door: genotype (DNA) en invloeden uit de omgeving
Denk aan:
Het weer
Leefstijl
Leefomstandigheden
Fenotype=genotype+omgeving
Het gaat hier niet alleen om je buitenkant, maar ook hoe je helemaal van binnen in elkaar zit en hoe de verschillende delen van je lichaam functioneren
!
Slide 10 - Diapositive
Geef een voorbeeld van veranderingen aan het fenotype die ontstaan door de omgeving/niet door het DNA.
Slide 11 - Question ouverte
Aan of uit
Elke cel bevat alle genen (complete genotype)
Genen kunnen uit of aan staan.
Afhankelijk van soort cel en plek in lichaam
bijv: maagcel : genen voor haarkleur staan uit
maagcel : genen voor productie maagzuur staan aan
Aan = Ze maken/doen datgene waar ze mee te maken hebben