Betoog

Hoe maak ik een betoog?
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hoe maak ik een betoog?

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 2 - Diapositive

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 3 - Diapositive

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 4 - Diapositive

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Let 0p! 7  soorten argument
  • Schrijf de 7 soorten op
  • Leg uit wat er bedoelt wordt
  • geef een (kort) voorbeeld

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

  • Schrijf de 7 soorten op
  • Leg uit wat er bedoelt wordt
  • geef een (kort) voorbeeld

Slide 9 - Diapositive

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 10 - Diapositive

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 11 - Diapositive

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 12 - Quiz

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 13 - Quiz

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 14 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 15 - Quiz

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten.
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 16 - Quiz

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 17 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 19 - Diapositive

Even samenvatten
  • een betoog heeft als tekstdoel overtuigen
  • een betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling
  • een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen    
  • je gebruikt in een betoog argumenten(redenen) om je mening duidelijk te maken

Slide 20 - Diapositive

Maak een stelling
Kijk op de volgende dia waar een stelling aan moet voldoen.

Slide 21 - Diapositive

Hoe verzin je zelf een stelling?


  • Stelling is kort en krachtig
  • Een stelling is zo eenvoudig mogelijk
  • Er mag geen ontkenning in staan
  • Je moet iets verzinnen waar mensen het oneens over kunnen zijn
  • Er mag geen argument in de stelling staan

Slide 22 - Diapositive

Mijn betoog

Slide 23 - Question ouverte

  • Betoog
  • Je geeft je mening 

  • Stelling nodig

  • Argumenten 
  • Duidelijke conclusie
  • Overtuigende tekst
  • De ander overtuig je     door jouw argumenten
  • Zin waarover je van mening kunt verschillen
  • Uitleg en voorbeeld geven
  • Conclusie in het slot

Slide 24 - Diapositive

Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
  • De hoogte van de zorgpremie moet afhankelijk zijn van je leefstijl.
  • Gewelddadige games moeten verboden worden.
  • Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
  • Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
  • Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
  • Appen op de fiets moet verboden worden. 
  • Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
  • Abortus moet verboden worden.  
  • Iedereen moet orgaandonor zijn. 
  • De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.

Slide 25 - Diapositive