Werkwoorden les 1-15 + les 16-24 voltooide tijd BiW/Biv

Herhaling les 1-15 
les 16-24
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling les 1-15 
les 16-24

Slide 1 - Diapositive

Weet je nog?
          Voltooide tijd :  iets wat vroeger gebeurd is
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.


Slide 2 - Diapositive

Weet je nog ?
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 3 - Diapositive

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 4 - Diapositive

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 5 - Diapositive

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden.
 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 325).

Slide 6 - Diapositive

Weet je nog?

Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord

Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.

Slide 7 - Diapositive

Weet je nog!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken (zie werkblad). 

Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen
Maak je eigen zinnen. 


Slide 8 - Diapositive

Weet je nog?
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 9 - Diapositive

Wat moest je onthouden?

Slide 10 - Diapositive

Werkblad
Maak de opdrachten in je werkblad.
Bespreek je antwoorden. 

Slide 11 - Diapositive

De fouten ?
  • Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge-
  • Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord) uitleggen
  • In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:onregelmatige werkwoorden (blz. 325en regelmatige werkwoorden.
  • Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord. 
  • Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Slide 12 - Diapositive

Wat ga je vandaag leren?
Voltooide tijd herhalen!

De meest gemaakte fouten.

Slide 13 - Diapositive

Weet je nog?
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_
                   bestellen        ik bestel        ik heb besteld
Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :                         
ik heb een pizza besteld.
Stap 1 : Noteer de ik-vorm:    ik bestel                bestel

Let op hoe het werkwoord begint :  be-, her-, ver-, ont-, ge-
Onthoud: geen ge- in het voltooid deelwoord ervoor schrijven

Slide 14 - Diapositive

1. gebeuren
2. verdienen
3. beginnen*

4. vertrouwen
5. bewaren

6. Herhalen
1.Dat is vaak ............................
2.Hij heeft veel geld ...................
3.De les is ............................................
4. Ik heb mijn zus ........................
5. Wij hebben het cadeau........................
6. de leerling heeft de zin..............................

Slide 15 - Diapositive

Weet je nog?
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)      samenwerken
samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
Wij hebben samengewerkt

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 16 - Diapositive

1. inpakken
2. afdrogen
3. afmaken

4. aanbieden*

5.afspreken*

6. inhalen
1. Heb je het cadeau ...................
2. Wij hebben de glazen ............
3. Ik heb mijn huiswerk ...........................
4. Mijn zus heeft haar een drankje ........................................
5. Hebben jullie samen ....................................................
6. Ik heb de bus ............................

Slide 17 - Diapositive

Weet je nog?
In de voltooide tijd zijn er twee soorten werkwoorden:
onregelmatige werkwoorden en regelmatige werkwoorden.
 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren ( blz. 209).

Slide 18 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
ge- maak-t          ge-deel-d
Stap 1 :   ik-vorm
maken    ik maak
leggen    ik  leg
reizen     ik reis
leven      ik leef
Stap 2: laatste letter?
               wel?  -t
               niet? -d
Stap 3: ge- ervoor. * soms niet!


Onregelmatige werkoorden



Uit je hoofd leren!!!! Blz. 325

Slide 19 - Diapositive

Weet je nog?

Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord

Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.

Slide 20 - Diapositive

Weet je nog!
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.
Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen                 komen
blijven                         overlijden            vertrekken      groeien
gaan                             worden                 trouwen          afsluiten
 
regelmatige werkwoorden     onregelmatige werkwoorden
                         scheidbare werkwoorden

Slide 21 - Diapositive

Weet je nog?
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden, hollen,  gebruik je hebben of zijn.
                                   We hebben gewandeld.
                                   We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting( doel)  in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
                  Dan gebruik je zijn.

Slide 22 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?
What have you learned today?
що ти навчився сьогодні?
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 23 - Diapositive

Werkwoorden voltooide tijd
Samen oefenen
Maak de oefeningen van les 16- 24 
Alleen zin 1-5 

Corrigeer je antwoorden

Slide 24 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 25 - Diapositive

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan werkwoorden in de voltooide tijd juist schrijven.
  1. regelmatige werkwoorden
  2.  werkwoord begint met be-, ver-, ont, ge-, -her, -er
  3. scheidbare werkwoorden
  4. onregelmatige werkwoorden

    Slide 26 - Diapositive

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de voltooide tijd schrijven?

    Slide 27 - Diapositive

    Huiswerk voor volgende week maandag




    Maak van les 16- 24
    alle zinnen!

    Slide 28 - Diapositive

    Slide 29 - Diapositive