Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Ik kan naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
Ik weet wat het verschil is tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde.
Ik kan de koppelwerkwoorden opnoemen.
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, (dunken), voorkomen