HOE gebruik je het woordenboek?

Het woordenboek                              
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Het woordenboek                              

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je van woordenboeken?

Slide 2 - Carte mentale

Doelen
1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
2) Ik ken het alfabet (weer).
3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.

Slide 3 - Diapositive

Hoe staan de woorden in een woordenboek op volgorde?

Slide 4 - Carte mentale

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde
boeren
baby
echo
kwik
eb
legende

Slide 5 - Question de remorquage

DUS:
Je kijkt naar de eerste letter.
Zijn de eerste letters hetzelfde, dan kijk je naar de tweede:
Appel
Aardbei
Dus eerst aardbei, dan appel

Slide 6 - Diapositive

en als de eerste 2 hetzelfde zijn
kijk je naar de derde letter:
aardbei
aandeel
aanvragen
Of je moet zelfs nog verder kijken!
aandeel - aanvragen - aardbei
De n is eerder dan de r, d is eerder dan v

Slide 7 - Diapositive

Zet de woorden in alfabetische volgorde
Tafel
Thee
Theekopje
Pen
Toets

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe 'lees' je een woordenboek. 
  1. Het woord dat je moet opzoeken.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoor.
  5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 9 - Diapositive

Stam van het woord

It was extremely  cold outside.     >   stam = extreme
She loved her new phone.            >   stam = love
That is unfair.                              >   stam = fair  
They are talking  too much.          >   stam = talk
We went home after class            >   stam = go


Slide 10 - Diapositive

Wat is de stam van het volgende woord:
considered


Slide 11 - Question ouverte

Wat is de stam van het volgende woord:
accurately

Slide 12 - Question ouverte

zoek de betekenis op van het woord
Ludicrously

Slide 13 - Question ouverte

zoek de betekenis op van het woord
massively

Slide 14 - Question ouverte

woorden in een andere taal
opzoeken is dus een beetje een quiz!
* Wat ken ik wel?
* hoe is de zin?
* wat voor een soort woord zal het zijn?
(lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - voorzetsel?
* Wat is de vorm? Meervoud-enkelvoud - verleden tijd - ikvorm?

Slide 15 - Diapositive

1) Ik weet hoe een woordenboek in elkaar zit.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

2) Ik ken het alfabet (weer).
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

3)Ik kan woorden op de goede volgorde zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

4)Ik kan bedenken DAT ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

5) Ik kan bedenken HOE ik een woord moet veranderen om op de zoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage