Lezen: herh H1 .2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 4

Lezen: herh H1 .2

signaalwoorden 

antwoorden hoofdstuk 1.2 controleren

Klaar met nakijken? Laat weten of er vragen zijn over de theorie. Kruis aan in het schrift met welke onderdelen je nog moeite hebt.

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?

1. toch
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?

1. zoals
2. maar
3. tegenover
4. daarentegen

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?

1. zoals
2. ten slotte
3. tegenover
4. denk aan

De signaalwoorden in een instructie zijn de signaalwoorden van een:

1. opsomming
2. tegenstelling
3. lidwoorden
4. doel-middel

Wat is een signaalwoord

Wat zijn signaalwoorden?

1. Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
2. Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
3. Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
4. Woorden die extra informatie geven

Wat is het schrijfdoel bij een betoog?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Overhalen
4. Activeren

Wat is het schrijfdoel van een artikel?

1. Informeren
2. Mening geven
3. Amuseren

Wat is de functie van de inleiding?

1. Een centrale vraag stellen
2. Een mening geven
3. Het onderwerp benoemen
4. Een persoon introduceren

Wat voor functie heeft de inleiding?

1. De aandacht trekken
2. De inleiding heeft geen functie
3. De lezer overtuigen
4. Informeren

Wat is geen schrijfdoel?

1. informeren
2. overhalen
3. amuseren
4. klagen

Feit of mening?

1. feit
2. mening

Wat is de functie van de slotalinea?

1. Een advies geven.
2. Een conclusie trekken.
3. Een samenvatting van de tekst geven.
4. Een toekomstbeeld schetsen

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?

1. Kangoeroe huppelt door weiland op Texel
2. Honden troosten kinderen na aanslag in VS
3. Doden door stortbuien in China

Waarom staan er tussenkopjes in een tekst?

1. Alinea's duidelijk laten zien.
2. Duidelijk maken dat er meer alinea's over een deelonderwerp gaan.
3. Het ziet er mooi uit.
4. Tussenkopjes hebben geen functie.

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Wat betekent het woord hoofdgedachte?

1. de belangrijkste zin van een alinea
2. het onderwerp van de tekst
3. een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
4. het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

feit en mening,
wat klopt?

1. een mening kun je niet bewijzen.
2. Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
3. Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
4. In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Wat is de hoofdgedachte?

De hoofdgedachte = ?

1. Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
2. Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
3. Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
4. De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Feit of mening?

1. In deze alinea staan alleen feiten.
2. In deze alinea staan alleen meningen.
3. In deze alinea staan feiten én meningen.
4. In deze alinea staan geen feiten en geen meningen.