3e uur: HEA rkt - 29-01-21 Breuken vereenvoudigen
1 / 24
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wat is een breuk?
A
Iets wat gebroken is.
B
Je breekt dingen, getallen in stukjes.
C
Een deel van iets.
Slide 4 - Quiz
Welke breuk hoort bij "de helft"?
A
41
B
31
C
21
D
1
Slide 5 - Quiz
Welke breuk hoort bij het stukje chocola?
A
21
B
41
C
31
D
51
Slide 6 - Quiz
Hoe heet 1 stuk?
A
21
B
41
C
61
D
81
Slide 7 - Quiz
Welke breuk hoort hierbij?
A
81
B
21
C
41
D
101
Slide 8 - Quiz
Welke breuk hoort bij 3 van deze stukken?
A
243
B
83
C
43
D
163
Slide 9 - Quiz
Hoe is een breuk opgebouwd?
A
noemerteller
B
tellernoemer
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Vidéo
Wat betekent "breuken vereenvoudigen"?
A
Eenvoudig maken van breuken.
B
De teller en noemer kleiner maken.
Slide 12 - Quiz
Hoe moet je breuken vereenvoudigen?
A
Niks doen.
B
Teller en noemer delen door hetzelfde getal.
C
De getallen breken.
D
Keersommen maken.
Slide 13 - Quiz
Kun je 4 en 6 allebei delen door 2?
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Kun je 3 en 9 allebei delen door 2?
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quiz
Kun je 3 en 9 allebei delen door 3?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quiz
Welke breuk krijg je dan?
A
31
B
33
C
91
Slide 17 - Quiz
Kun je 10 en 18 allebei delen door 2?
A
ja
B
nee
Slide 18 - Quiz
Welke vereenvoudigde breuk wordt 10/18?
A
1810
B
95
Slide 19 - Quiz
Kun je 12 en 15 allebei delen door 2?
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quiz
Kun je 12 en 15 allebei delen door 3?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Welke vereenvoudigde breuk hoort bij 10/25?
A
51
B
52
C
122
D
32
Slide 22 - Quiz
Welke vereenvoudigde breuk hoort bij 35/49?
A
105
B
107
C
75
D
57
Slide 23 - Quiz
Welke vereenvoudigde breuk hoort bij 5/4?
A
Kan niet.
B
141
C
1 en een beetje
D
151
