1MH Taal par. 1 Moedertaal

Nederlands
Cursus 4.1
Moedertaal
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Cursus 4.1
Moedertaal

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel

  • Je leert:

wat moedertaal, tweede taal en vreemde taal zijn.

Slide 2 - Diapositive

Moedertaal
Steek je vinger op als...
  • je moedertaal Nederlands is.
  • je moedertaal een andere taal is.
  • je ouders sinds hun geboorte Nederlands spreken
  • je ouders een andere moedertaal hebben behalve Nederlands. Welke moedertaal is dit?


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Moedertaal
Wat is een moedertaal?

  • Taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte..

Slide 5 - Diapositive

Tweede taal
Wat is een tweede taal?

  • Taal die je er later bij leert en bijna net zo goed leert spreken als je moedertaal.

Slide 6 - Diapositive

Vreemde taal
Wat is een vreemde taal?

  • Taal die je later leert spreken.
  • VB: Op school leer je Engels, Frans en Duits.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Moedertaal is de eerste taal die je hoort.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Met moedertaal maak je al kennis in de buik van je moeder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Baby's die net geboren zijn, kunnen nog geen verschil in taal horen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Als baby's de moedertaal horen, zijn ze rustiger dan wanneer ze een vreemde taal horen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Je moedertaal is:
A
De taal die je altijd met je moeder spreekt.
B
De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
C
De tweede taal die je leerde.
D
Hetzelfde als je vadertaal.

Slide 13 - Quiz

Een tweede taal:
A
Is hetzelfde als een vreemde taal.
B
Is een taal die je weinig gebruikt.
C
Leer je spreken vanaf je geboorte.
D
Leer je er later bij.

Slide 14 - Quiz

Wanneer ben je meertalig?
A
Als je meer talen regelmatig gebruikt.
B
Als je één taal spreekt.
C
Als je je moedertaal vloeiend spreekt.
D
Als je in een andere taal alleen 'hallo' kunt zeggen.

Slide 15 - Quiz

Een vreemde taal
A
Is precies hetzelfde als een tweede taal.
B
Is hetzelfde als je moedertaal.
C
Is een buitenlandse taal die je later leert spreken.
D
Is een taal met gekke klanken.

Slide 16 - Quiz

Wat is volgens jou de meest gebruikte moedertaal ter wereld?
A
Arabisch
B
Mandarijn Chinees
C
Engels
D
Spaans

Slide 17 - Quiz

De meest gesproken
moedertalen 
ter wereld
1 - Mandarijn Chinees (1,2 miljard)
2 - Spaans (437 miljoen)
3 - Engels (372 miljoen)
4 - Arabisch (295 miljoen)
5 - Hindi (260 miljoen)
6 - Bengali (242 miljoen)
7 - Portugees (219 miljoen)
8 - Russisch (154 miljoen)
9 - Japans (128 miljoen)
10 - Punjabi (110 miljoen)

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk
  • Opdracht 4 van blz 91
  • Zoek iemand die meertalig is en/of een andere moedertaal heeft dan het Nderlands. 
  • Stel hen de vragen van het invulformulier en vul de antwoorden in.
  • Neem het formulier weer mee naar de les.


Slide 19 - Diapositive

Ik herken het verschil tussen een moedertaal, tweede taal en vreemde taal.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Leg in je eigen woorden het verschil tussen een moedertaal, tweede taal en vreemde taal uit.

Slide 21 - Question ouverte

Herhaling
  • Moedertaal: de eerste taal die we van onze ouders of verzorgers meekrijgen.

  • Vreemde taal: taal die je later leert spreken.

  • Tweede taal: taal die je er later bij leert en bijna net zo goed leert spreken als je moedertaal.

Slide 22 - Diapositive

Deze les vond ik...
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Tops

Slide 24 - Carte mentale

Tips

Slide 25 - Carte mentale

Slide 26 - Lien