Examentraining Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

CE FRANS

Examentraining

Leesvaardigheid

Voorbereiding CE

Algemeen + onderwerpen

Examenvocabulaire + woordenboek

Strategieën

Vraagsoorten

Oefening baart kunst

Leesvaardigheid

In het centraal examen Frans wordt

alleen leesvaardigheid getoetst.

Leesvaardigheid bepaalt dus 50%

van jouw eindcijfer.

Het examen duurt 2,5 uur.

Centraal examen Frans

• 10 - 15 teksten
• 40 - 45 vragen
• 2/3 meerkeuzevragen in het Frans
• 1/3 open vragen in het Nederlands
• Allerlei tekstsoorten: advertenties, krantenartikelen, brieven, enquêtes, folders, interviews, boekbesprekingen

Onderwerpen

milieu

duurzaamheid

sport

tradities

feesten

Parijs

Stripverhalen

social media

eten & drinken

vakantie

reizen

kunst

geschiedenis

school

De vrouw realiseert zich ineens dat ze is vergeten in te checken.

De conducteur geeft haar een boete.

Welke zaken moet een lezer weten/doorzien om van deze zin een coherente mentale representatie te kunnen maken?

De lezer moet weten dat ‘inchecken’ iets te maken heeft met het openbaar vervoer (algemene kennis / openen van of aansluiten bij script [scenario, frame, schema] OV), dat je voor het reizen met het OV moet inchecken (algemene kennis + woordkennis), dat er in het OV een conducteur is (woordkennis) (in ieder geval in de trein – algemene kennis) met bepaalde rechten (algemene kennis), dat de haar in zin 2 verwijst naar de vrouw van zin 1 (relaties tussen zinnen: referentiële coherentie) en dat de vrouw een boete krijgt van de conducteur, want er is blijkbaar een oorzaak-gevolgrelatie/ causaal verband tussen de beide zinnen: als je niet incheckt kun je een boete krijgen (kennis van dit soort relaties – herkennen van impliciet verband – zien van de relationele coherentie en zien dat deze twee zinnen bij elkaar horen).

Comment cette phrase se rapporte-t-elle au contenu de la phrase qui précède ?

 Comment cette phrase se rapporte-t-elle à la phrase suivante?

Elle en indique la conséquence

Elle l’affaiblit (faible = zwak)

Elle l’explique

Elle s’y oppose

Elle l’illustre

Elle en donne la cause

Elle l'élabore (uitbreiden)

Elle le contredit

Par quel mot cette phrase aurait-elle pu commencer ?

Bref,

D’ailleurs, = trouwens

Ensuite,

Pourtant

Car

Donc

Mais

Même

🡪 Importance des connecteurs logiques !

 

Open vragen

Noem 2 dingen – vaak gaat het om een uitbreiding “bovendien” 🡪 1 ervoor en 1 erna 

ensuite, aussi, en plus, en outre, surtout, d’ailleurs, etc.

Examentip 1

Je mag in de examenboekjes schrijven, strepen, markeren etc.

Maak daar gebruik van!

Als je bijv. een woord opzoekt in het woordenboek, schrijf de betekenis van dat woord in de tekst op.

Examentip 2

Het goede antwoord staat vaak in de eerste of laatste zin van de alinea/in de buurt van een signaalwoord/na een dubbele punt:

E.L.Z.A.

Examentip 3

Kijk op Digistudies voor tips en links naar woordenlijsten en extra oefenmateriaal --> uitlegfilmpjes.

Voor leesvaardigheid kun je leren én oefenen!

Hoe meer je dat doet, hoe beter je cijfer wordt!

Examentip 4a

Gebruik zo min mogelijk je woordenboek. 

Wanneer wel? 

1. Gatenvraag: antwoorden geen signaalwoorden, dan betreft het echt inhoudelijke woorden.

2. Moeilijke titel: opgelost met plaatje of 1e vraag. Zo niet, overweeg woordenboek, maar misschien helpt 1e alinea.

Examentip 4b

Gebruik zo min mogelijk je woordenboek. 

Wanneer wel? 

Als je een antwoord alleen met dat woord kan beoordelen. 

Niet: vervoegde werkwoorden en vrouwelijk bijvoeglijk naamwoorden opzoeken!

Hamvraag: heb je het écht nodig? 

Questions en français

- Qu'est ce qu'on apprend au premier alinéa?

- Qu'est-ce qui est vrai selon les deux premiers alinéas?

- A quoi sert le quatrième alinéa? (décrire, montrer, ...)

- Qu'est-ce que l'auteur raconte au premier alinéa?

- Quel est le but ...?

- Qu'est-ce qu'on apprend sur le foot au dernier alinéa?

Stappenplan - Aanpak examentekst

1. Grote Lijn: plaatje, titel, bron, ondertitel, tussenkopjes (GL)

2. Vraag 1 lezen en begrijpen.

3. De betreffende alinea('s) lezen.

4. Zoek het juiste antwoord.

5. Bekijk de antwoordopties, zoek alleen de moeilijkste woorden op.  op.

6. Vraag 2 enzovoorts.

Wat zijn je verwachtingen van het examen Frans?

Welke 2 Franse signaalwoorden kun je gebruiken als ''dus''?

1. parce que
2. donc
3. alors
4. car

Welk signaalwoord geeft GEEN TEGENSTELLING aan?

1. malgré
2. pourtant
3. sûrement
4. mais

Na dit signaalwoord komt een voorbeeld of uitleg

1. ainsi
2. aussi
3. bref
4. surtout

Welk signaalwoord geeft GEEN OPSOMMING aan?

1. car
2. d'abord
3. de plus
4. ensuite

Welk signaalwoord geeft GEEN BEVESTIGING aan?

1. sûrement
2. évidemment
3. certainement
4. par contre

Welk signaalwoord leidt een reden in?

1. pendant
2. parce que
3. enfin
4. alors

Welk signaalwoord geeft GEEN conclusie aan?

1. bref
2. donc
3. pourtant
4. enfin

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!

1. bref
2. en plus
3. parce que
4. par contre

Wat betekent 'pas mal de'?

1. niet slecht
2. best veel
3. slecht

Welk signaalwoord past?
D'abord on a bu du coca, ______ on a mangé un sandwich.

1. donc
2. alors
3. par contre
4. puis

1. Fout gemaakt door ontkenning: 

ne... pas, (tegenovergestelde van de tekst)

Ne... pas = niet / geen

Ne... jamais = nooit

Ne... plus = niet meer Ne... personne = niemand

Ne... aucun = geen enkel

Ne... pas encore = nog niet

Ne … guère = nauwelijks

Ne... ni...ni = noch

Attention!

Ne... que = slechts, alleen maar

Je n'ai pas trois euros

Je n'ai que trois euros

Foute antwoorden

- lijkt op wat in de tekst staat, maar klopt net niet.

- antwoord staat in een andere alinea.

Waar vind je in het woordenboek de vertaling van: ils savouraient?

Waar vind je in het woordenboek de vertaling van: "les gourmandises"?

Waar vind je in het woordenboek de vertaling van: "divine"?

Comment cette phrase se rapporte-t-elle au contenu de la phrase qui précède ?

 Comment cette phrase se rapporte-t-elle à la phrase suivante?

Elle en indique la conséquence

Elle l’affaiblit (faible = zwak)

Elle l’explique

Elle s’y oppose

Elle l’illustre

Elle en donne la cause

Elle l'élabore (uitbreiden)

Elle le contredit

De quel ton l’auteur parle-t-il ici ?

Calme

Dramatique

Étonné = verbaasd / surpris

Indifférent

Ironique

Cynique

Indigné = verontwaardigd

Menaçant = dreigend

Moqueur =spottend

Optimiste

Pessimiste

Par quel mot cette phrase aurait-elle pu commencer ?

Bref,

D’ailleurs, = trouwens

Ensuite,

Pourtant

Car

Donc

Mais

Même

🡪 Importance des connecteurs logiques !

 

Open vragen

Noem 2 dingen – vaak gaat het om een uitbreiding “bovendien” 🡪 1 ervoor en 1 erna 

ensuite, aussi, en plus, en outre, surtout, d’ailleurs, etc.

ABCD – textes – grote lijn

Wat is het? (wie, waarom, nieuwsartikel, interview) – grote lijn

Vraag 1: introductie onderwerp:

Titel + Plaatje óf open vraag die de grote lijn aangeeft (info in vraag 1!)

ABCD - textes

Niet "denken", het antwoord moet in de tekst staan!

ABCD – textes - expertvragen

Kijk tussen de aanhalingstekens (per taal verschillend!) …...»

Selon....

D'après Macron.....

Volgens..

Exemples

Par exemple 🡪 ainsi, illustrer, comme

Illustreert = plaatje in woorden

Open vraag met het woord ‘concreet’ 🡪 zoek het voorbeeld in de cito tekst (namen, getallen, data, plaatsen etc)

Controle!

Past het antwoord in de grote lijn?

Ben je niet op een dwaalspoor gezet?

Ne …. Que; ainsi ; pas mal de: J'ai pas mal d'amis = best veel

Let op: souvent, toujours, jamais, tout, surtout, plus, le plus, de plus en plus 🡪 wel veel, maar niet het meest. Als dit element niet klopt, antwoord wegstrepen

Let op signaalwoorden, dubbele punten, uitroeptekens e.d.

Stratégies

Scannen: selectief lezen om bepaalde informatie in de tekst te vinden

je gaat op zoek naar een stuk tekst dat je nauwkeurig gaat lezen om te begrijpen

Bijvoorbeeld bij korte teksten waar maar één vraag bij staat.

Hoofdgedachte

Belangrijke informatie:

titel

eerste en laatste zin van de alinea

"waar gaat de tekst over?"

"wat wil de auteur zeggen met deze tekst?"

Vrai ou faux? / Wel of niet? / waar of niet waar?

‘Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de 2e alinea’

Wie wat waar hoe? Met ja beantwoorden? Dan ‘wel’.

Gatenvragen

Titel, plaatje, intro 🡪 grote lijn

Blind gokken 25% kans, wanneer je gokt op de grote lijn, dan 60 à 70% kans!

Lees tot het gat + 1 zin

Bij 4 signaalwoorden: zin ervoor en erna

Indien het gat in de laatste zin van de alinea zit 🡪 doorlezen alleen nuttig als deze begint met een signaalwoord of deze/die.

Verdeel de antwoorden in positief en negatief

Als er een tegenstelling in het antwoord zit (groot/klein, modern/traditioneel, succes/mislukking) 🡪 kies dan 1 van de 2!!

welke foute antwoorden maakt Cito?

Foute antwoorden

- Compleet verzonnen antwoord "pindakaasantwoord"

- Het antwoord lijkt op het juiste antwoord: nog niet, meer (plus – le plus)

- komt wel voor in tekst maar niet de kern

- het tegenovergestelde : ne... pas, ne... personne, ne... que.

Au travail!

CE 2022-1 

CITO gaat uit van gemiddeld 3 minuten per vraag

Je werkt zonder laptop of telefoon. Gebruik een woordenboek alleen indien absoluut noodzakelijk.