Woordenschat

We gaan vandaag bezig met woordenschat. Welke moeilijke woorden ken je al?
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

We gaan vandaag bezig met woordenschat. Welke moeilijke woorden ken je al?

Slide 1 - Question ouverte

Waarom denk je dat woordenschat belangrijk is?

Slide 2 - Question ouverte

Jullie gaan de volgende vragen individueel beantwoorden.

We bespreken elke vraag kort, zodat we daarna door kunnen met de volgende vraag. Het is geen toets, dus fouten maken is niet erg!

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent 'motiveren'?
A
Schreeuwen
B
Redenen geven
C
Een motie indienen
D
Doen

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'rationeel'?
A
Gedachten
B
Onverstandig
C
Gevoel
D
Verstandig

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'ambitie'?
A
Doel
B
Reptielachtig dier
C
Iets wat je behaald hebt
D
Hard werken

Slide 6 - Quiz

Probeer een zin te maken met 'ambitie'.

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent 'officieus'?
A
Officieel
B
Nauwkeurig
C
Niet officieel
D
Niet nauwkeurig

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'stimuleren'?
A
Aanmoedigen
B
Inspireren
C
Klappen
D
Naar beneden halen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'input'?
A
Scoren
B
Inbreng
C
Het gat met golfen
D
Toepassing

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'differentiëren'?
A
Moeilijk maken
B
Weggaan
C
Onderscheiden
D
Aanpassen aan een groep

Slide 11 - Quiz

Wat betekent 'incident'?
A
Ongeluk
B
Ruzie
C
Nachtmerrie
D
Gebeurtenis

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'optimaliseren'?
A
Verbeteren
B
Nadenken
C
Gebruiken
D
Oogmeting

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'fungeren'?
A
Zacht maken
B
Plezier hebben
C
Dienst doen als
D
Verwijderen

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'participeren'?
A
In stukken snijden
B
Meedoen
C
Gelijk zijn
D
Lidmaatschap opzeggen

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'hoofdzakelijk'?
A
Vooral
B
Alleen maar zakelijk
C
Informeel
D
Bijna nooit

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'ongeacht'?
A
Aanhef voor een brief
B
Niet nagedacht
C
Heel belangrijk
D
Of nu wel of niet

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'wederom'?
A
Waarom
B
Omdat
C
Alweer
D
Wanneer

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'intentie'?
A
Bedoeling
B
Slapen in een tent
C
Oorzaak
D
Gevolg

Slide 19 - Quiz

Opdracht
Studiemeter 
Starttaal Online
2F
Taalverzorging
Woordenschat
Betekenissen + contextzinnen
Opdracht 1, 2 en 3 


Slide 20 - Diapositive