Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Planning
Openen (5)
Herhalen Lezen H1 t/m H3 (15)
Aan de slag! (25)
Nakijken (15)
Afsluiten (10)
Slide 2 - Diapositive
Lezen H1 t/m H3
H1 en H2 Vaste tekststructuren
H3 argumentatie en argumentatiestructuren
Slide 3 - Diapositive
Lesdoel
- Je kent de theorie over vaste
tekststructuren en kunt de structuur
van een tekst herkennen en benoemen.
- Je kent de theorie over argumentatie.
- Je kunt standpunt en argument
herkennen in een tekst en correct
weergeven in een argumentatieschema.
Slide 4 - Diapositive
Vaste tekststructuren
Hoofdstuk 1 en 2 - Lezen
Slide 5 - Diapositive
Maak logische combinaties van gele en groene vlakken
Vraag
Standpunt
Probleem
Verschijnsel
Situatie toen
Geheel
Vraag/stelling
Antwoord
Argument
Oplossing
Verklaring
Situatie nu
Onderdeel
Voor- en nadelen
Slide 6 - Question de remorquage
Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
x
Vraag-antwoordstructuur
Verleden-heden-toekomststructuur
Voor-en-nadelen-structuur
Argumentatiestructuur
Verklaringsstructuur
Probleem-oplossingsstructuur
Slide 7 - Diapositive
Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting
Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger
situatie nu
conclusie /
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing
Slide 8 - Diapositive
Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 9 - Quiz
Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting
A
Argumentatiestructuur
B
Voor- en nadelenstructuur
C
Aspectenstructuur
D
Vraag- antwoordstructuur
Slide 10 - Quiz
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur
Slide 11 - Quiz
Welke tekststructuur past het best bij een betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 12 - Quiz
Welke zin is de kernzin?
Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin
Slide 13 - Quiz
Welke zin is de kernzin?
Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
derde zin
D
laatste zin
Slide 14 - Quiz
Aan de slag!
Wat? Maken startopdracht, opdracht 1 van HS 1 en startopdracht van HS 2.
Hoe? Lesboek en schrift
Tijd? 25 minuten
Klaar? Lezen in leesboek
Slide 15 - Diapositive
H3
Argumentatie
Slide 16 - Diapositive
Feitelijk - waarderend
Feitelijk argument = controleerbaar (waar of niet waar) - objectief
Waarderend argument = niet controleerbaar (mening, oordelend) - subjectief
Slide 17 - Diapositive
Omdat je altijd contact met je vrienden kunt opnemen, is de smartphone onmisbaar.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
Slide 18 - Quiz
De smartphone is onmisbaar, want veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder hun telefoon.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
Slide 19 - Quiz
De smartphone is onmisbaar, want je kunt hem bijna overal gebruiken om te betalen.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
Slide 20 - Quiz
Argumentatie-structuur
Slide 21 - Diapositive
Soms (vaak) lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Slide 22 - Diapositive
1
2
3
4
We hebben al heel lang niet geshopt.
Laten we naar de stad gaan.
Hij mag geen voldoende krijgen.
Hij heeft plagiaat gepleegd.
Iedereen moet stoppen met roken.
Roken is slecht voor je gezondheid.
Iedereen zou The Hate U Give moeten lezen.
Je leert over racisme in de VS.
Slide 23 - Question de remorquage
Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.
Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.
Slide 24 - Diapositive
Nevenschikkend
Een opsomming van (gelijkwaardige, losstaande) argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.
Slide 25 - Diapositive
Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.
Slide 26 - Diapositive
Combinatie
Slide 27 - Diapositive
Je leert meer van interactie met elkaar.
Fysiek les is beter dan online les.
In een klaslokaal kun je beter overleggen.
De docent ziet het als je iets anders doet.
Op school kun je beter zien of iemand meedoet.
Niet iedereen heeft goede wifi thuis.
Slide 28 - Question de remorquage
Hoe zit het met jouw beheersing van de theorie H1 t/m H3 lezen?
Het is complete abacadabra voor mij.
Ik moet er nog wel even goed op studeren.
De meeste dingen weet ik wel, alleen nog herhalen.
Kom maar op met die toets hoor, ik ben er klaar voor!
Waarom wil je dat weten joh?
Slide 29 - Sondage
Aan de slag!
Wat? Maken opdracht 'herhalen lezen'. Opdracht van mij, tekst op Classroom!
Hoe? Classroom, opdracht en antwoorden in schrift.