Woordsoorten wederkerend en werderkerig voornaamwoord

Planning
- Lezen 10 minuten                          
- wederkerend voornaamwoord
- Samen opdracht 6
- wederkerig voornaamwoord
- aan de slag
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
- Lezen 10 minuten                          
- wederkerend voornaamwoord
- Samen opdracht 6
- wederkerig voornaamwoord
- aan de slag

Slide 1 - Diapositive

 wederkerend voornaamwoord

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag!
Samen blok 5 grammatica opdracht 6  maken

Slide 6 - Diapositive

Wederkerig voornaamwoord
Er is één wederkerig voornaamwoord: elkaar(s)

Slide 7 - Diapositive

Aan de slag!
Maak blok 5 grammatica opdracht 6 + 7 + 8 + 9 + 10

Slide 8 - Diapositive


Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 9 - Diapositive

Toevallig wederkerende werkwoorden


Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.

(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast zijn auto.)

wg = wast         Lv = zich
Tip!
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan -zelf aan het wederkerend voornaamwoord toegevoegd worden en kan het wederkerend voornaamwoord duiden op een andere persoon, een lijdend voorwerp.

Slide 10 - Diapositive


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 11 - Diapositive

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Slide 12 - Diapositive

Oefenen
Opdracht 1
  • 1
    . Vanwege het arrestatiebevel houden we ons voorlopig schuil in de heuvels.
  • ow = we
  • wg = houden ons schuil

  • 2
    . In vlakke gebieden blijken rivieren zich vaak te vertakken.
  • ow = rivieren
  • wg = blijken zich te vertakken

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
  • Maak opdracht 4 op bladzijde 29.
  • Waarom moeten die toetsen wiskunde altijd zo moeilijk zijn?
  • ow = die toetsen wiskunde
  • ng = moeten [zo moeilijk] zijn
  • bwb = Waarom
  • bwb = altijd

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
  • Na veertig jaar optreden heeft de zanger zijn gitaar aan de wilgen gehangen.
  • ow = de zanger
  • wg = heeft aan de wilgen gehangen
  • lv = zijn gitaar
  • bwb = Na veertig jaar optreden

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag!
  • Heeft de voorzitter van het NOC de sporters hun medailles overhandigd?
  • ow = de voorzitter van het NOC
  • wg = Heeft overhandigd
  • lv = hun medailles
  • mv = de sporters

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
  • Ons eerste afspraakje had ik me eigenlijk heel anders voorgesteld.
  • ow = ik
  • wg = had me voorgesteld
  • lv = Ons eerste afspraakje
  • bwb = eigenlijk
  • bwb = heel anders

Slide 17 - Diapositive

Wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Een extra uitleg:
Welke tip wordt gegeven?

Slide 20 - Diapositive

Let op!
Het woord zich is altijd een wederkerend voornaamwoord:
mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf
Me, je, en ons kunnen ook een persoonlijk voornaamwoord zijn.
en
 Je en ons kunnen ook een bezittelijk voornaamwoord zijn.

Slide 21 - Diapositive

Let op!
Vervang het woord me, je of ons door hij, hem, zijn, of zich.

Als je het woord kunt vervangen door:
  • hij of hem: persoonlijk voornaamwoord
  • zijn: bezittelijk voornaamwoord
  • zich: wederkerend voornaamwoord

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag!
  1. Maak 1 en 2 en 4 online Bladzijde 31
  2. En oefen met onderstaande opdrachten en bekijk de video:


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Diapositive