Woordenschat + voorzetsels

Extra uitleg
Woordenschat en vaste voorzetsels 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Extra uitleg
Woordenschat en vaste voorzetsels 

Slide 1 - Diapositive

Vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: vertrouwen op, beschikken over, zich schamen voor.

Slide 2 - Diapositive

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsle verandert.

Bijvoorbeeld:
LACHEN NAAR 
betekent iets heel anders dan 
LACHEN OM

Slide 3 - Diapositive

Oefenen

Slide 4 - Diapositive

Ik ben benieuwd ..... de cijfers

Slide 5 - Question ouverte

Hij is verantwoordelijk..... de organisatie

Slide 6 - Question ouverte

Zij verwachtte veel... het feest

Slide 7 - Question ouverte

Hij wilde niet ingaan.... mijn voorstel

Slide 8 - Question ouverte

Ik moest hem herinneren ... de afspraak

Slide 9 - Question ouverte

Hij zit helemaal in de knoop... zichzelf

Slide 10 - Question ouverte

Hij kwam niet... die plaats in het eftal ... aanmerking

Slide 11 - Question ouverte

Hij was erg ... de indruk ... de goede sfeer in het team

Slide 12 - Question ouverte

De avond werd georganiseerd... medewerking ... een paar leraren

Slide 13 - Question ouverte

Je doet dat meestal... combinatie ... een ander vak

Slide 14 - Question ouverte

Ik ging helemaal op... het taalspelletje

Slide 15 - Question ouverte

Ik heb nog een vraag:

Slide 16 - Question ouverte

woordenboek

Slide 17 - Diapositive


 Een woordenboek gebruiken

Slide 18 - Diapositive

Hoe gebruik je een woordenboek?
                 De woorden staan op alfabetische volgorde.
ook binnen een letter in het woordenboek staan ze op alfabetische volgorde, kijk naar tweede, derde letter ect.
Je zoekt op:
Het hele werkwoord, aanschaffen in plaats van aangeschaft;
enkelvoud, advies in plaats van adviezen;
korte vorm van het woord, creatief in plaats van creatieve

Slide 19 - Diapositive

Wat vind je in een woordenboek:
                     Je vindt in een woordenboek:
  • wat een woord betekent;
  • hoe je het woord schrijft ;
  • of het een de- of het- woord is;
  • wat een uitdrukking betekent.

Slide 20 - Diapositive

Meer oefenen?
Maak de oefentoets
Maak het onderdeel trainen
Maak de extra opdrachten 

Slide 21 - Diapositive