Fracturen

Fracturen
Fase 2
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Fracturen
Fase 2

Slide 1 - Diapositive

Fractuur?

Slide 2 - Carte mentale

Een greenstickfractuur zie je het meest bij:
A
jonge kinderen
B
pubers
C
volwassenen
D
ouderen

Slide 3 - Quiz

operatieve behandeling
botstukken aan elkaar 

voordelen: 
stevig, soepel. geen botontkalking 

nadelen: 
extra beschadiging, wondinfectie  

Slide 4 - Diapositive

Bij welk type fractuur is er een verhoogde kans op infectie?
A
ongecompliceerde breuk
B
gecompliceerde, open breuk
C
greenstick fractuur

Slide 5 - Quiz

een jongetje van 2 is gevallen en heeft nu pijn aan de arm. Verdenking is een botbreuk. wat voor botbreuk is meest waarschijnlijk?
A
fissuur
B
greenstickfractuur
C
compressie fractuur
D
gecompliceerd fractuur

Slide 6 - Quiz

Je ziet hier een:
A
impressiefractuur
B
greenstick-fractuur
C
comminutieve fractuur

Slide 7 - Quiz

Fractuur van de hals van het dijbeen 
het afzetten van een deel van het menselijk lichaam
systemische skeletziekte gekenmerkt door verminderde botmassa, veranderde architectuur van het bot.
= chronisch steriel ontstekingsproces van de gewrichten op basis van een auto-immuun proces
slijtage van het kraakbeen in de gewrichten
ReumaToïde artritis
Artrosis deformans
Osteoporose
amputatie 
Collumfractuur 

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is een Fractuur?
  • botbreuk 
  • onderbreking 
  • scheurtje 
  • open breuk of verbrijzeling 
  • zwelling  
  • röntgenfoto 

Slide 9 - Diapositive

Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur
Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Shock

Slide 12 - Diapositive

Welke vorm van shock ontstaat door bloedverlies?
A
Hypovolemische shock
B
Distributieve shock
C
Septische shock
D
Cardiogene shock

Slide 13 - Quiz

Bij welke vorm van shock is er sprake van een bacteriële infectie?
A
Cardiogene shock
B
Septische shock
C
Hypovolemische shock
D
Distributieve shock

Slide 14 - Quiz

Welke vorm van shock wordt veroorzaakt door een allergische reactie?
A
Hypovolemische shock
B
Distributieve shock
C
Cardiogene shock
D
Septische shock

Slide 15 - Quiz

Bij welke vorm van shock ontstaat er een verlaagde cardiac output?
A
Cardiogene shock
B
Septische shock
C
Hypovolemische shock
D
Distributieve shock

Slide 16 - Quiz

Dhr Wiersma (uit het artikel) heeft laag HB (3.7mmol/L) een bloeddruk van 74/50 mmHg en een hartslag van 105/min. Over welke vorm van shock spreken we bij Dhr Wiersma?
A
Obstructieve shock
B
Hypovolemische shock
C
Distributieve shock
D
Cardiale shock

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Symptomen 
  • afwijkende stand/vorm ledemaat/gewricht 
  • zwelling, bloeding  
  • verminderde tot geen mobiliteit
  • pijn

Slide 19 - Diapositive

de juiste behandeling
  • röntgenfoto 
  • chirurg 
  • behandeling 
  • gips of operatie
  • ribben of vingertoppen
  • tijdelijk rust

Slide 20 - Diapositive

gipsbehandeling 
  • botstukken op juiste plaats
  • omliggende gewrichten
  • nadeel: stijf, verslappen en botontkalking

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Complicaties 
  • avasculaire necrose  
  • compartimentsyndroom (m.n. onderbenen en voeten)
  • trage/afwezige botgenezing, schijngewricht
  • vaat/zenuwletsel 
  • vetembolie

Slide 23 - Diapositive

Even de kennis testen . . .

Slide 24 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een ongecompliceerde en een gecompliceerde breuk?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is een pathologische fractuur?
A
huid is hierbij intact
B
door een ziekte/trauma
C
door stress op het bot
D
bot is zichtbaar

Slide 26 - Quiz

Welk verschijnsel past NIET bij een gecompliceerde fractuur?
A
intacte huid
B
abnormale stand
C
onderhuidse bloeding
D
zichtbare zwelling

Slide 27 - Quiz

Gebroken ribben en vingertoppen genezen vanzelf.
WAAR
NIET WAAR

Slide 28 - Sondage

Een gebroken sleutelbeen heeft alleen (tijdelijk) rust nodig.
WAAR
NIET WAAR

Slide 29 - Sondage

Feedback
tips & tops

Slide 30 - Question ouverte