Les 13 - Warenar, renaissance

Warenar en renaissance
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Warenar en renaissance

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe het ervoor staat met je kennis over de renaissance; 
- hoe je begrippen uit de verhaalanalyse kunt toepassen; 
- hoe je een embleem kunt analyseren. 

Slide 2 - Diapositive

Werkbladen Reinaert de vos
Zijn er nog vragen? 

Zorg ervoor dat je de werkbladen volgende 
week donderdag hebt ingevuld. 

Slide 3 - Diapositive

Wat betekent renaissance?
A
Mens, gedenk te sterven
B
Wedergeboorte
C
Leve het leven
D
Pluk de dag

Slide 4 - Quiz

Waar en wanneer ontstond de renaissance?
A
Amsterdam, 15e eeuw
B
Italië, 16e eeuw
C
Den Haag, 17e eeuw
D
Italië 17e eeuw

Slide 5 - Quiz

Hoe werden de eerste onderzoekers van de klassieke cultuur genoemd
A
Barbaren
B
Batavieren
C
Beeldenstormers
D
Humanisten

Slide 6 - Quiz

Welke twee personen kwamen in opstand tegen de misstanden in de katholieke kerk
A
Desidirius Erasmus en Constantijn Huygens
B
Leonardo da Vinci en Francesco Petrarka
C
Maarten Luther en Johannes Calvijn
D
Andrea Alcatio en Thomas More

Slide 7 - Quiz

Wanneer werd de boekdrukkunst uitgevonden?
A
Rond 1250
B
Rond 1350
C
Rond 1450
D
Rond 1550

Slide 8 - Quiz

Waar speelt het verhaal
'Warenar' zich af?
A
Antwerpen
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Amsterdam

Slide 9 - Quiz

Warenar
Warenar is een karakterblijspel dat geschreven is door P.C. Hooft. 

Hooft bewerkte de Aulularia (de pot met goud) van de klassieke dichter Titus Maccius Plautus, die in het Latijn was geschreven. 

Hooft haalde het toneelstuk naar het Amsterdam van de renaissance. 

Slide 10 - Diapositive

Vragen over het eerste bedrijf
Hoe lang is de vertelde tijd in het eerste bedrijf? 

Wat is, afgaande op het eerste bedrijf, het thema van de Warenar?

We onderscheiden concrete motieven (leidmotieven) en abstracte motieven  (verhaalmotieven). Noem een concreet motief. 

Slide 11 - Diapositive

Kijk aandachtig naar bijgevoegd embleem. 

- Wat zie je op het plaatje? 
- Hoe past de tekst hierbij? 
- Wat is de boodschap van P.C. Hooft met dit embleem?

Slide 12 - Diapositive

Aan het werk
Lees nu de theorie op pagina 38 tot en met 41 (markeer hierbij belangrijke informatie) en maak de opdrachten 30 tot en met 39 op pagina 41 en 42 en de opdrachten 36 tot en met 39 op pagina 44. 

Slide 13 - Diapositive