Ec. bekeken 3TL: 7.1 de snackwagen

Werk en technologie
Hoofdstuk 8
8.1 Productie
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werk en technologie
Hoofdstuk 8
8.1 Productie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan aangeven wat er nodig is om te kunnen produceren.
  • Ik kan uitleggen welke soorten productie er zijn.

Slide 2 - Diapositive

Productie
Onbetaalde productie = informele productie

Betaalde productie = formele productie

Deze productie is bekend en wordt ook wel geregistreerde productie genoemd.
gesproken uitleg

Slide 3 - Diapositive

Productie
gesproken uitleg

Slide 4 - Diapositive

Arbeid- of kapitaalintensief?
Hoeveelheid kapitaal > hoeveelheid arbeid = kapitaalintensief

Hoeveelheid kapitaal < hoeveelheid arbeid = arbeidsintensief
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van kapitaal dan arbeid
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van arbeid dan kapitaal
gesproken uitleg

Slide 5 - Diapositive

Wanneer je een product maakt of een dienst uitvoert ben je aan het ....
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de drie productiefactoren ook alweer?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het belangrijkste verschil tussen goederen en diensten?

Slide 8 - Question ouverte

De band van Thimo is lek. Duco is fietsenmaker. Tijdens zijn werk plakt hij banden van klanten en repareert fietsen. Die klanten betalen voor zijn dienst en krijgen daar een bon van. Op die bon staat hoe lang Duco aan de fiets heeft gewerkt. Zo registreert zijn werkgever de gewerkte tijd. Als Duco op zijn werk de band plakt van Thimo’s fiets houdt bij niet bij hoe lang hij daarmee bezig is.

Is het werk dat Duco voor Thimo uitvoert formele of informele productie?
A
Formele productie, want hij doet het op zijn werk
B
Formele productie, want hij houdt de tijd niet bij
C
Informele productie, want hij doet het op zijn werk
D
Informele productie, want hij houdt de tijd niet bij

Slide 9 - Quiz

Waarom is zwart werken informele arbeid?
A
Werktijden worden niet geregistreerd
B
Er zit garantie op het werk
C
Je hebt de rechten van werknemers
D
Het werk is goed voor de maatschappij

Slide 10 - Quiz

Waarde toevoegen!
Berekening van de toegevoegde waarde
verkoopopbrengst - alle inkopen bij andere bedrijven = toegevoegde waarde
gesproken uitleg
Kijk naar een uitgebreide uitleg op blz. 150 van je boek

Slide 11 - Diapositive

Prota bv koopt voor € 88.000 grondstoffen in en voor € 12.000 diensten van andere bedrijven. De verkoopopbrengst is € 142.000.
Bereken de toegevoegde waarde.
A
€ 54.000
B
€ 42.000
C
€130.000

Slide 12 - Quiz

Het jaar daarop verkoopt Prota bv 55.000 kilo voor € 161.000 en doet voor € 117.000 inkopen.

Bereken de toegevoegde waarde PER KILO
A
€ 44.000
B
€ 0,80
C
€ 1,38

Slide 13 - Quiz

Opdrachten P1
Hoofdstuk 7

Slide 14 - Diapositive

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal (gebouw/machines)
Arbeid (personeel)
Natuur (grondstoffen en grond waarop gebouw staat)
Ondernemerschap (winst)

Slide 15 - Diapositive

Arbeid- of kapitaalintensief?
Hoeveelheid kapitaal > hoeveelheid arbeid = kapitaalintensief Er wordt veel geïnvesteerd in apparatuur

Hoeveelheid kapitaal < hoeveelheid arbeid = arbeidsintensief Hier wordt het werk meer 
verricht door de werknemers zelf
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van kapitaal dan arbeid
Wanneer een bedrijf meer gebruikt maakt van arbeid dan kapitaal

Slide 16 - Diapositive