Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
dictionary
Woordenboek
Lesdoel:
Hoe gebruik ik een woordenboek?
1 / 28
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Cette leçon contient
28 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Woordenboek
Lesdoel:
Hoe gebruik ik een woordenboek?
Slide 1 - Diapositive
waarvoor gebruik
je een woordenboek?
Slide 2 - Carte mentale
Het woordenboek
Je vindt in een woordenboek:
wat een woord betekent
hoe je het woord schrijft
of het een de- of het- woord is
wat een uitdrukking betekent.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoe gebruik je een woordenboek?
De woorden staan op alfabetische volgorde.
Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord.
Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
Zoek naar de stam van het woord: zie volgende pagina.
Slide 5 - Diapositive
put in the correct order:
y/o/m/d/a/q/j/k
Slide 6 - Question ouverte
Wat zijn na K de drie volgende letters in het alfabet?
A
H- I -J
B
L-M-O
C
P-Q-S
D
L-M-N
Slide 7 - Quiz
Zet de volgende letters in alfabetische volgorde
A
VUW
B
UVW
C
UWV
D
WUV
Slide 8 - Quiz
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
tijdschrift, boek, krant
B
boek, krant ,tijdschrift
C
boek, tijdschrift, krant
D
krant, boek, tijdschrift
Slide 9 - Quiz
groen
zeur
dolk
uitje
juf
school
Slide 10 - Question de remorquage
afzakken
afdaling
afspreken
afbreken
Slide 11 - Question de remorquage
Zet de woorden in de juiste alfabetische volgorde
geweten
generaal
geval
geld
Slide 12 - Question de remorquage
De woorden staan op alfabetische volgorde.
Sleep het juiste woord naar het legen vak.
Troon
Troost
Trouwen
...........
prullenbak
deze woorden horen er niet bij
Toets
Tuintje
Trots
Tulp
Slide 13 - Question de remorquage
Put these words in the correct order:
consult - construct - consider - consumer - constrain - connect
Slide 14 - Question ouverte
Stam van het woord
It was
extremely
cold outside. > stam = extreme
She
loved
her new phone. > stam = love
That is
unfair
. > stam = fair
They are
talking
too much. > stam = talk
We
went
home after class > stam = go
Slide 15 - Diapositive
Basisvorm
Staat in het woordenboek
Voorbeeld
bij werkwoord: hele werkwoord
lopen
Afgeleide vorm
Staat niet in het woordenboek
Voorbeeld
loop, loopt, liep
Slide 16 - Diapositive
Basisvorm
Staat in het woordenboek
Voorbeeld
bij zelfst. naamwoord: enkelvoud
kind
Afgeleide vorm
Staat niet in het woordenboek
Voorbeeld
kinderen
Slide 17 - Diapositive
Basisvorm
Staat in het woordenboek
Voorbeeld
bij bijv. naamwoord: zonder -e
klein
Afgeleide vorm
Staat niet in het woordenboek
Voorbeeld
kleine
Slide 18 - Diapositive
Wat is de stam van het volgende woord:
waiting
Slide 19 - Question ouverte
Wat is de stam van het volgende woord:
walked
Slide 20 - Question ouverte
Guess the word
Het raden van een woord is ook een vaardigheid die je kunt ontwikkelen. Zo hoef je niet elke keer het woordenboek erbij te pakken.
Je kan de betekenis soms uit een zin halen, het woord kan op het Nederlands lijken of misschien herken je al een deel van het woord.
Slide 21 - Diapositive
Wat denk je dat het woord
provide betekent in de zin
Press your school to provide lessons....
Slide 22 - Question ouverte
Zoek in het woordenboek de eerste betekenis op van het woord:
to provide
Slide 23 - Question ouverte
zoek de betekenis op van het woord
punished
Slide 24 - Question ouverte
zoek de betekenis op van
confidence
Slide 25 - Question ouverte
Kijk naar de titel! Wat betekent:
.......... on a shoestring
Slide 26 - Question ouverte
Now translate with the help of the picture (or your dictionary)
1. I'm breaking up with you, pack your bags!
2. Pack one bag for the trip.
3. We are hunting with a pack.
4. The printer has packed up again.
Slide 27 - Diapositive
Answers:
1. I'm breaking up with you, pack your bags! (pak je spullen / ga weg)
2. Pack one bag for the trip. (pak één tas in)
3. We are hunting with a pack of hounds. (meute jachthonden)
4. The printer has packed up again. (is er weer mee opgehouden)
Slide 28 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Using a dictionary
Avril 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Taal: woordenboek
Mars 2019
- Leçon avec
29 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 5,7
Taal: woordenboek
il y a 13 jours
- Leçon avec
29 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 5,7
Thema 6, week 3 Les 12 woordenboek gebruiken
Février 2021
- Leçon avec
29 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 5,7
Examentraining UITLEG
Avril 2023
- Leçon avec
11 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
1 General use dictionary '22
Décembre 2021
- Leçon avec
24 diapositives
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4-6
Examentraining - Dictionary
Mars 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Examentraining - Dictionary
Avril 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4