Samenleven in Diversiteit

Samenleven in Diversiteit

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe diversiteit, normen en waarden, minderheidsgroepen, inclusieve samenleving, discriminatie, ongewenst gedrag, spanningen in groepen en sociale ongelijkheid met elkaar verband houden.

Wat weet je al over diversiteit en inclusieve samenlevingen?

Diversiteit

Diversiteit verwijst naar de verscheidenheid aan individuen in een samenleving op basis van verschillen zoals etniciteit, cultuur, geslacht, leeftijd en seksuele geaardheid.

Normen en Waarden

Normen en waarden zijn de regels en principes die bepalen hoe mensen zich behoren te gedragen in een samenleving, gebaseerd op culturele en sociale normen.

Minderheidsgroepen

Minderheidsgroepen zijn groepen die een minderheid vormen in een samenleving op basis van bijvoorbeeld etniciteit, religie, of seksuele oriëntatie.

Inclusieve Samenleving

Een inclusieve samenleving is een samenleving waarin alle individuen gelijke kansen hebben en worden geaccepteerd, ongeacht hun achtergrond of identiteit.

Discriminatie en Ongewenst Gedrag

Discriminatie is het onrechtmatig behandelen van individuen op basis van hun kenmerken, zoals ras, geslacht of geloof. Ongewenst gedrag omvat ook pesten en intimidatie.

Spanningen in Groepen

Spanningen in groepen ontstaan wanneer er conflicten of onenigheid is tussen verschillende groepen binnen een samenleving, vaak als gevolg van ongelijkheid of onbegrip.

Sociale Ongelijkheid

Sociale ongelijkheid verwijst naar ongelijke verdeling van kansen, middelen en status binnen een samenleving, wat leidt tot onrechtvaardigheid en discriminatie.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.