C1.4 (MK)

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Wat is het verschil tussen
welvaart en welzijn?

Hoe gaan we te werk?

Werkwijze: Komende 2 lessen werken we aan de lesvraag 'Wat zie je in een landschap?'. Dat doen we door gezamenlijke activiteiten (groen), door informatie op te nemen uit leerstof in het boek of een filmpje (blauw) en door te oefenen (geel). Vink af wat je hebt gedaan. Zo hou je je voortgang bij.

Opdracht

Werk in tweetallen, schrijf je antwoord op een blaadje.

1. ga naar www.gapminder.org/dollar-street 
2. Zet in het menu de taal op Nederlands
3. Kies bij 'The World' één koploper en één achterblijver. Welke landen kiezen jullie?
4. Bezoek van ieder land één familie en beantwoord de vragen. Vergelijk de families met elkaar.
   A. Hoe zien de families eruit? Hoeveel mensen zijn het?
   B. Hoeveel inkomen hebben de families? 
   C. Hoe zien de huizen eruit? 
   D. Hoe koken ze?
   E. Waar wassen ze hun handen?
   F. Wat zijn de grootste verschillen?
   G. Wat zijn de grootste overeenkomsten?

Koplopers en achterblijvers

Leerlingen krijgen de website meteen in het Nederlands als je deze link met ze deelt: 

https://www.gapminder.org/dollar-street?topic=families&lng=nl 

Werktijd

• Maak opdracht 1 t/m 5
  
• Klaar? → Afvinken studiewijzer.

• Lees de leerstof op blz. 36 t/m 38
• Bekijk video 'Vijf basisbehoeften'.

• Doorwerken cursus 1.4.
  
• Maak een samenvatting.

Instructie: Eerste 10 min. in stilte (verwerving). Leerlingen hebben toegang tot de video's via online studiewijzer (klik op link). Video's zijn aanvullend, niet verplicht. Daarna aan de slag met de opdrachten (verwerking).

Hoe gaan we te werk?

Werkwijze: Vandaag is de laatste les bij de vraag 'Wat zie je in een landschap?'. Aan het einde van de les is het de bedoeling dat je alles af hebt (vinkje zetten). Niet af = huiswerk voor de volgende les.

Opdracht

Je gaat in gesprek met je buurman of buurvrouw. Doe dat zo:

1. Er komt een stelling op het bord.
2. Bekijk samen de stelling.
3. Benoem naar elkaar wat je mening is.
4. Zijn jullie het met elkaar eens of oneens?
5. Eens met elkaar: bedenk samen twee redenen waarom jullie dat vinden.
   Oneens met elkaar: probeer de ander te overtuigen dat jij gelijk hebt. 

Als een vriend(in) geen eten bij heeft, dan koop ik een broodje voor hem/haar.

Een leerling met veel geld moet een deel geven aan een leerling met weinig geld

Ik zou 10 euro willen betalen, als een kind in Nigeria dan kan eten

Nederland moet arme landen helpen

Werktijd

• Maak opdracht 6 t/m 11
• Klaar? → Afvinken studiewijzer.

• Lees de leerstof op blz. 38 t/m 41
• Bekijk video 'Arme en rijke landen'.

• Maak blz. 42 of 43
  
• Maak een samenvatting

Instructie: Eerste 10 min. in stilte (verwerving). Leerlingen hebben toegang tot de video's via online studiewijzer (klik op link). Video's zijn aanvullend, niet verplicht. Daarna aan de slag met de opdrachten (verwerking).

Lesvraag beantwoorden

Afsluiting: Vink eerst af welke onderdelen klaar zijn. Daarna beantwoorden we gezamenlijk de lesvraag.

Hoe verschillen landen van elkaar?