2.3 Temperatuur

2.3 Temperatuur
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

2.3 Temperatuur

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kan je in je eigen woorden uitleggen wat de drie onderdelen van een thermometer doen.
  • Aan het einde van de les kan je in je eigen woorden vertellen hoe je een thermometer moet ijken.
  • Aan het einde van de les kan je de omreken formules voor Celcius, Fahrenheit en Kelvin toepassen.
  • Aan het einde van de les kan je in je eigen woorden uitleggen hoe een bimetaal werkt. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vloeistof Thermometer
reservoir
In het reservoir zit de vloeistof opgeborgen. De vloeistof is vaak alcohol.
Stijgbuis
Een vloeistof zet uit wanneer hij warmer word. De vloeistof gaat dus omhoog. Als het kouder wordt zal de vloeistof weer krimpen.
Schaalverdeling
Doordat de buis heel dun is zal de vloeistof snel dalen of stijgen ook bij kleine verschillen in temperatuur.

Slide 3 - Diapositive

Het is van belang ook uit te leggen dat zo'n thermometer in de zon hangen een slecht idee is. Vraag aan de leerlingen hoe het voelt om in de zon te zitten. Het voelt warmer, dus dat voelt de thermometer ook, dit kan effect hebben op de uitkomst die je leest.
Waarvoor is het reservoir?
A
De vloeistof warm houden
B
De vloeistof vast houden
C
De temperatuur aangeven
D
De kleur van de stof behouden

Slide 4 - Quiz

Ga hier ook in op de antwoorden, vraag aan leerlingen welk antwoord ze hebben gekozen en waarom. Daarmee kan je zien of er concepten nog lastig zijn. 


Het ijken van een thermometer














           http://www.inask.nl/_ownimages/thermometer_ijken.jpg

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welke twee temperaturen gebruik je om te ijken?
A
0 en 75
B
10 en 100
C
0 en 100
D
10 en 50

Slide 6 - Quiz

Als een paar leerlingen dit fout hebben, verwijs dan weer terug naar het smeltpunt en het kookpunt van water.
Van Celsius naar Kelvin
Celsius --> Kelvin dan doe je + 273
Tc=Tk273
Tk=Tc+273

Slide 7 - Diapositive

Een graad kelvin is evenveel als een graad celcius. alleen hun 0-punt ligt lager. 
Een houten plank is in de winter 2° Celcius. Hoeveel Kelvin is dit?
Tk=Tc+273

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Absolute nulpunt
Hoe is bepaald wat de laagste temperatuur is?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het absolute nulpunt.
Hoe lager de temperatuur, hoe lager de (gemiddelde) snelheid van de moleculen.

De temperatuur waarbij de moleculen niet meer bewegen, noem je het absolute nulpunt.

Bij een temperatuur van -273 °C  is de laagst mogelijke temperatuur bereikt.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Absolute nulpunt en Kelvinschaal

Kelvin --> Celsius -273
Celsius --> Kelvin +273

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bimetaal
Warm
Wanneer een bimetaal warm word zet de strip messing sterker uit dan de strip staal. Hierdoor trekt het bimetaal krom. De messing die het meest uitzet heet een buitenbocht. 
Koud
Wanneer het bimetaal koud wordt zal een van de metalen meer krimpen dan de ander. de messing krimpt en trekt daarmee het staal naar zich toe. Nu is het staal de buitenbocht geworden.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bimetaal
twee verschillende metalen
1 zet meer uit dan de ander

hierdoor trekt het krom

wordt o.a gebruikt in een waterkoker

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De blauwe strip van het bimetaal krimpt, wat is het gevolg?
A
Het bruine metaal trekt krom
B
Het blauwe metaal zet uit
C
Het bruine metaal krimpt ook
D
Er gebeurt verder niks

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gasdruk en temperatuur
Als de temperatuur van een gas stijgt, gaan de moleculen steeds sneller bewegen. De moleculen botsen daardoor vaker en met grotere snelheid tegen de wanden.
Verband tussen temperatuur en gasdruk

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gasdruk en temperatuur
  • Als de temperatuur stijgt, stijgt ook de gasdruk.
  • Gasdruk daalt als de temperatuur daalt.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Lien

Als de leerlingen de link volgen staat daar een kruiswoordpuzzel met begrippen uit de les
Klaar met de puzzel?
Als je klaar bent met de puzzel kijk je naar de opgaven van het boek/online. Paragraaf 2.3

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions