Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Schrijven - Zinnen maken met twee werkwoorden
Welkom!
Ga lekker zitten.
Ik ga zo vertellen wat
we gaan doen...
1 / 41
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
ISK
Cette leçon contient
41 diapositives
, avec
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Welkom!
Ga lekker zitten.
Ik ga zo vertellen wat
we gaan doen...
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we
doen deze les?
Schrijven - Zinnen maken
Aan het einde van de les:
kun je zinnen met twee werkwoorden op de goede manier schrijven.
Slide 2 - Diapositive
Weet je nog...
Slide 3 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
Wat - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Slide 4 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Slide 5 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Slide 6 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De man
(2)
(3)
(4)
(5)
Slide 7 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De man
leest
(3)
(4)
(5)
Slide 8 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De man
leest
altijd
(4)
(5)
Slide 9 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De man
leest
altijd
zijn krant
(5)
Slide 10 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met één werkwoord
lezen - de man - in de trein - zijn krant - altijd
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De man
leest
altijd
zijn krant
in de trein.
Slide 11 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
Slide 12 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
Wat - Werkwoord - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 13 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
Wat - Werkwoord - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 14 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 15 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 16 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
Wat - Werkwoord - Werkwoord - Waar - Wie - Wanneer
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 17 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 18 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
heeft
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 19 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
heeft
zaterdag
(4)
(5)
(6)
Slide 20 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
heeft
zaterdag
een krant
(5)
(6)
Slide 21 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
heeft
zaterdag
een krant
in de trein
(6)
Slide 22 - Diapositive
Volgorde bij zinnen met
twee werkwoorden
gelezen - de man - in de trein - een krant - zaterdag - hebben
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
De man
heeft
zaterdag
een krant
in de trein
gelezen.
Slide 23 - Diapositive
Twee oefenzinnen
Slide 24 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 25 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 26 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 27 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
(4)
(5)
(6)
Slide 28 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
(5)
(6)
Slide 29 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
(6)
Slide 30 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Slide 31 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 32 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 33 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
is
(3)
(4)
(5)
(6)
Slide 34 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
is
maandag
(4)
(5)
(6)
Slide 35 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
is
maandag
niet
(5)
(6)
Slide 36 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
is
maandag
niet
naar het zwembad
(6)
Slide 37 - Diapositive
Werkboekje
Maak bladzijde 59, 61 en 63.
Bladzijde 59 moet deze les klaar zijn!
Begrijp je het niet?
Vraag je buurman of buurvrouw. Weet hij/zij het ook niet, steek dan je vinger op. Dan kom ik je helpen.
timer
20:00
Slide 38 - Diapositive
Twee oefenzinnen
zijn huiswerk - moet - bij de docent - woensdag - hij - inleveren
niet - zijn - maandag - geweest - zij - naar het zwembad
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Hij
moet
woensdag
zijn huiswerk
bij de docent
inleveren.
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
Werkwoord
Zij
is
maandag
niet
naar het zwembad
geweest.
Slide 39 - Diapositive
Begrijp ik het?
Slide 40 - Diapositive
Check-vragen
1. Wat is de goede volgorde?
Kies uit:
wat
,
werkwoord
,
werkwoord
,
waar
,
wie en wanneer
.
Zet de woorden in de goede volgorde.
2.
3.
het nieuws
hebben
maandag
gekeken
zij
op school
volgende maand
in Duitsland
ik
mijn familie
wil
opzoeken
Slide 41 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Vrije tijd - 26/9
January 2025
- Leçon avec
38 diapositives
NT2
Buitengewoon secundair onderwijs
Vrije tijd - 26/9
October 2024
- Leçon avec
32 diapositives
NT2
Buitengewoon secundair onderwijs
De Dagen van de Week: Een Avontuurlijke Ontdekkingstocht
March 2024
- Leçon avec
12 diapositives
De Dagen van de Week
June 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Herhaling de post
November 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Wereldoriëntatie
Buitengewoon lager onderwijs
8 november 23
January 2025
- Leçon avec
30 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Vrije tijd - kompasklas
November 2024
- Leçon avec
39 diapositives
NT2
Buitengewoon secundair onderwijs
Frans
November 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs