3.2 Water in natte gebieden
1 / 22
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
1
2
3
4
5
6
7
De zon verwarmt de oceaan
Er ontstaan wolken
Er ontstaat neerslag
Oceaanwater verdampt
Water valt terug in de oceaan
Waterdamp koelt af
Waterdamp stijgt op
Slide 2 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Damp
Bevriezen
Vloeibaar
Condenseren
Vast
Smelten
Verdampen
Slide 3 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
verdampen
condenseren
grondwater
neerslag
zout water
zoet water
infiltreren
rivier
Slide 4 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Regenrivier
Gemengde rivier
Gletsjerrivier
Slide 5 - Question de remorquage
Cet élément n'a pas d'instructions
Zeewater verdampt, wolken vormen, boven het land regent het, regenwater stroomt weer terug naar zee
A
De lange waterkringloop
B
De waterbalans
C
Het regiem
D
De korte waterkringloop
Slide 6 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
2.5% van ons water is zoet en 97.5% zout. Waarom is er zo weinig (bruikbaar) zoet water?
Slide 7 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Haal uit je boek: via google betekent opnieuw:
Wat betekent: moesson
Wat betekent: moesson
Slide 8 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Haal uit je boek: via google betekent opnieuw:
Wat betekent: piekafvoer
Wat betekent: piekafvoer
Slide 9 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Haal uit je boek: via google betekent opnieuw:
Wat betekent: oppervlaktewater
Wat betekent: oppervlaktewater
Slide 10 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat zie je hier?
Slide 11 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
De spiegel in de badkamer beslaat, dit is ...
A
Stollen
B
Smelten
C
Verdampen
D
Condenseren
Slide 12 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
De overgang van vloeibaar water naar water in de vorm van gas, noemen we ...
A
Verdamping
B
Condensatie
C
Smelten
D
Stollen
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
De waterkringloop begint bij....
A
Rivieren
B
Gletsjers
C
Verdamping
D
De zon
Slide 14 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoeveel % van al het water op de aarde is zoet water?
A
2,5%
B
12,5%
C
25%
D
48%
Slide 15 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoeveel van die 2,5% zoet water kunnen wij gebruiken/toegankelijk.
A
Alles
B
75%
C
50%
D
1%
Slide 16 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Geef een voorbeeld van ZOET oppervlaktewater in je eigen omgeving.
Slide 17 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Waarvoor gebruiken we water?
Noem minimaal 3 voorbeelden.
Noem minimaal 3 voorbeelden.
Slide 18 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is de korte waterkringloop?
A
De waterkringloop boven een rivier
B
De waterkringloop op een berg
C
De waterkringloop boven zee
D
De waterkringloop in de wolken
Slide 19 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Een rivier heeft
altijd evenveel water.
altijd evenveel water.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Dit verschil in afvoer noem je regiem.
Wanneer hebben regenrivieren in West-Europa meestal veel water?
A
Lente en zomer
B
Herfst en winter
Slide 21 - Quiz
Het regent dan vaker en er verdampt weinig water.
Een gletsjerrivier heeft juist veel water in het voorjaar (lente). Waarom is dat zo?
A
Dan regent het extra hard
B
Dan smelt het ijs
Slide 22 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
