Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
De natuurwetenschappen
Kennismaking met de natuurwetenschappen
Slide 1 - Diapositive
De natuurwetenschappen bestuderen:
natuurverschijnselen.
De natuurverschijnselen verdelen wij in:
levende natuur en
niet-levende natuur.
Slide 2 - Diapositive
A
Levende natuur
B
niet-levende natuur
Slide 3 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 4 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 5 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 6 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 7 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 8 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 9 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 10 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 11 - Quiz
A
Levende natuur
B
Niet-levende natuur
Slide 12 - Quiz
De natuurwetenschap en de levende natuur
De biologie bestudeert de levende natuur. Het woord biologie bestaat uit twee Griekse woorden:
bios = leven
logos = leer, studie, wetenschap
LEVEN
LEER,
STUDIE
Slide 13 - Diapositive
De kenmerken van levende wezens
ademen
zich voeden
groeien en afsterven
reageren op prikkels
uit zichzelf bewegen
zich voortplanten
afvalstoffen afscheiden
Al deze verschijnselen samen vormen kenmerken van de levende wezens.
De natuurwetenschap die zich bezighoudt met de levende natuur is de biologie.
Slide 14 - Diapositive
Welk kenmerk van leven zie je hiernaast op de foto?
A
afvalstoffen
afscheiden
B
groeien en
afsterven
C
zich voeden
Slide 15 - Quiz
Welk kenmerk van leven zie je hiernaast op de foto?
A
ademen
B
uit zichzelf
bewegen
C
zich voortplanten
Slide 16 - Quiz
Welk kenmerk van leven zie je hiernaast op de foto?
A
afvalstoffen
afscheiden
B
uit zichzelf
bewegen
Slide 17 - Quiz
De natuurwetenschap en de niet-levende natuur
De natuurkunde en de scheikunde bestuderen de niet-levende natuur.
Slide 18 - Diapositive
De natuurwetenschap en de niet-levende natuur
Proef 1:
Waarneming:
Conclusie:
Breng een ijzerdraad in de vlam van de bunsenbrander en haal hem er weer uit.
In de vlam gloeit het ijzer, uit de vlam verdwijnt het gloeien.
Het gloeien van de ijzerdraad is een natuurkundig verschijnsel omdat de aard van de stof niet is veranderd. Er ontstaan geen nieuwe stoffen.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
De natuurwetenschap en de niet-levende natuur
Proef 2:
Waarneming:
Conclusie:
Houd een magnesiumlint in de vlam van de bunsenbrander.
Het magnesiumlint brandt met een fel wit licht. Er ontstaat witte rook en een wit poeder.
Het verbranden van het magnesiumlint is een scheikundig verschijnsel omdat de aard van de stof is veranderd. Er ontstaan nieuwe stoffen (witte rook en wit poeder).
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
De natuurwetenschap en de niet-levende natuur
Proef 3:
Waarneming:
Leg een weinig opgeblazen ballon onder de stolp van de vacuümpomp en zuig de lucht onder de stolp weg. Daarna laat je de lucht opnieuw binnenstromen.
In de lege stolp zwelt de ballon op, daarna krimpt hij opnieuw in.
Slide 23 - Diapositive
Is het vacuüm zuigen van de stolp met de ballon erin een natuurkundig of een scheikundig verschijnsel?
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 24 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 25 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 26 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 27 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 28 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 29 - Quiz
A
natuurkundig
verschijnsel
B
scheikundig
verschijnsel
Slide 30 - Quiz
DOE-opdracht
Maak 8 foto's van verschijnselen uit de levende natuur en maak 8 foto's van verschijnselen uit de niet-levende natuur.
Maak van de gemaakte foto's twee aparte collages. Gebruik bijvoorbeeld PicCollage.