2G - regelmatige werkwoorden op 'er'

Les verbes
De regelmatige werkwoorden op -er 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les verbes
De regelmatige werkwoorden op -er 

Slide 1 - Diapositive

Welke werkwoorden op 'er' ken je al? Schrijf ook de betekenis op als je deze weet

Slide 2 - Carte mentale

Wat weet je al over de vervoeging?

Slide 3 - Carte mentale

Maak de stam
Om de vervoeging te maken heb je eerst de stam nodig. 
Deze vind je door -er van het werkwoord af te halen.
regarder -> regard...
voyager -> voyag...

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Kies de juiste vorm.
Nous ................ (habiter) aux Pays-Bas
A
habites
B
habitez
C
habitons
D
habitent

Slide 6 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
Tu ..................... (parler) français?

Slide 7 - Question ouverte

Persoonlijke voornaamwoorden
Namen (van mensen, dieren en dingen) kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord (il , elle, ils of elles). 

Exemple: Paul parle à ses amis -> Il parle à ses amis
Paul et Jean parlent à leurs amis -> Ils parlent à leurs amis

Slide 8 - Diapositive

Son appartement est très beau.
Waardoor kan je 'son appartement' vervangen?
A
Elle
B
Il
C
Ils
D
Elles

Slide 9 - Quiz

Floor et sa copine sont amoureuses.
Waardoor vervang je 'Floor et sa copine?'

Slide 10 - Question ouverte

Kies de juiste vorm:
Mes parents .................. (adorer) la ville de Paris.
A
adore
B
adores
C
adorez
D
adorent

Slide 11 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
Evi .................... (aimer) les cours de français

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf 3 verschillende zinnen met de werkwoorden 'écouter, chanter, travailler'.

Slide 13 - Question ouverte

Check jezelf?
1. Weet je hoe je de stam moet maken van een werkwoord op 'er'?
2. Ken je de uitgangen van de werkwoorden op 'er'?
3. Kun je een naam vervangen door een persoonlijk voornaamwoord? 
4. Kun je een zin maken waarin je de werkwoorden op 'er' juist vervoegd? 

Slide 14 - Diapositive