H3C herhaling van de naamvallen

H3C Grammatik und sprechen

Das Programm für heute:

Grammatik  wiederholen

üben für Sprachstadt

Ziele für heute: 

Je kunt toepassen: Werkwoorden met een naamval,  de wederkerende werkwoorden, de voorzetsels met een bepaalde naamval, de persoonlijke voornaamwoorden.

je kunt een gesprek voeren waarin je jezelf voorstelt. 

Beispiele:

Danken +3 --> Ich danke der Frau.

Glauben +3 --> sie glaubt dem Mann

interessieren +4 --> Wir interessieren uns für das Fach Deutsch.

Kosten +4 --> Es kostet mich vier Euro.

Beispiele:

du wäschst dich --> Du wäschst dir das Gesicht

ich wasche mich  --> Ich wasche mir die Hände.

wir duschen uns --> Wir duschen uns die Haare

Präpositionen:

Prepositionen mit dativ:

aus - bei

 - nach

seit- von

zu

Präpositionen:

Präpositionen mit Akkusativ:

durch - für 

gegen - ohne 

um 

Beispiele:

Ich stehe vor dem Haus. 

ich bin essen gehen mit meiner Freundin

wir spielen gegen unsere Klasse

Ich fahre durch die Stadt.

Personalpronomen:

Beispiele:

Rufst du mich heute Abend an?

Ich habe mir ein Buch gekauft.

Wir treffen uns um sieben da.

Es gelung ihm nicht um rechtzeitig zu sein.

An die Arbeit:

Jullie krijgen een werkblad waar een aantal oefeningen op staan, de opdrachten hebben te maken met de geleerde grammatica. 

Gespräche üben

Je gaat twee verschillende gesprekken voeren

gesprek 2: Een gesprek over hobby's

 voor beide gesprekken vijf minuten voorbereidingstijd.

Gespräche üben:

Je gaat een gesprek voeren waarbij je jezelf gaat voorstellen. 

Stap 1: Schrijf op wat je wilt gaan vertellen 

Gespräche üben:

Stap 2: Voor het gesprek uit met de gene naast je.

Ben je eerder klaar voer je het gesprek opnieuw of je wacht kort even. 

Daarna wisselen we door. 

Wenn es noch Zeit gibt 

Thema B

Gespräch Hobbys

Aufgabe C

Gespräche üben

Schrijf eerst weer het gesprek uit 

daarna tijdens het gesprek uitvoeren wisselen we door.

Was haben wir heute gelernt?

Je kunt toepassen: Werkwoorden met een naamval, de wederkerende werkwoorden, de voorzetsels met een bepaalde naamval, de persoonlijke voornaamwoorden.

je kunt een gesprek voeren over je hobby's en je kan wat bestellen of de ober spelen in een restaurant.