Les 3 Weer en klimaat

Wat ga je leren?

  • Welke soorten neerslag ken jij? 
  • Hoe onstaat regen?
  • Wat is de waterkringloop?
  • Hoe meten we de windkracht en de temperatuur?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Wat ga je leren?

  • Welke soorten neerslag ken jij? 
  • Hoe onstaat regen?
  • Wat is de waterkringloop?
  • Hoe meten we de windkracht en de temperatuur?

Slide 1 - Diapositive

Weer
Toestand van de lucht (Atmosfeer)
(op een bepaalde plaats op een bepaald moment)

Slide 2 - Diapositive

Neerslag
Neerslag is al het water dat op de aarde valt. 
Dus, regen, sneeuw, hagel en ook mist.
Je kunt meten hoeveel neerslag er op de aarde valt met een regenmeter. 

Maar hoe ontstaat die neerslag dan?

Slide 3 - Diapositive

Soorten neerslag
regen




hagel

Slide 4 - Diapositive

de neerslag

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Waterkringloop
Het water op aarde maakt verre reizen. 
De reizen van het
water verlopen altijd in een rondje: de waterkringloop. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

De waterkringloop
  • Door de warmte van de zon verdampt water uit de zee.
  • Het stijgt omhoog en wordt een wolk.
  • De wolken waaien naar het land.
  • Daar regent het weer uit de wolken in de rivier of op de grond.
  • Water stroomt via rivieren en door de grond naar de zee.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

De windsnelheid
Gemeten in m/s of km/h.
De windkracht wordt gemeten in Beaufort.
Windkracht 3 is een matige wind. 
Windkracht 10 is zware storm.

Slide 11 - Diapositive

Storm in
Nederland


  • Windsnelheid
  • Windkracht

Slide 12 - Diapositive

temperatuur

Slide 13 - Diapositive

Gevoelstemperatuur
De gevoelstemperatuur hangt gek genoeg niet zozeer af van hoe koud het buiten is, maar het hangt af van de windsnelheid en van de werkelijke temperatuur. 

Slide 14 - Diapositive

Opdracht voor thuis
Houd de komende week bij hoeveel neerslag er valt. 
Noteer dit elke dag op het blad en neem het blad volgende week weer mee!

Slide 15 - Diapositive

Hebben de seizoenen iets te maken met het weer?
A
nee
B
misschien
C
ja
D
Euh... wat zijn seizoenen?

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we iemand die het weer bestudeert?
A
viroloog
B
meteoroloog
C
psycholoog
D
weeroloog

Slide 17 - Quiz

Hoe wordt het weer bepaald?
A
Temperatuur, de hoeveelheid neerslag, wind
B
Hoe warm of koud het is
C
De windsnelheid
D
Wind en neerslag

Slide 18 - Quiz

Het weer gaat over..?
A
gemiddelde weer in 30 jaar tijd
B
gaat over regen
C
is de toestand in de atmosfeer
D
is de toestand in de dampkring

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is het zelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode + groot gebied

Slide 20 - Quiz

Wat is weer?
A
Gemiddelde temperatuur over een langere tijd
B
momentopname van temperatuur en wind
C
Momentopame van neerslag, temperatuur en wind
D
Momentopname van wind en neerslag

Slide 21 - Quiz

Betekent 'het weer' dan hetzelfde als
'het klimaat'?
Betekent 'het weer' dan hetzelfde als 
'het klimaat'?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz