2F/3F- Examentraining schrijven- oriëntatie op publiek/woordkeus

Nederlands
Examentraining- oriëntatie op publiek/woordkeus
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Examentraining- oriëntatie op publiek/woordkeus

Slide 1 - Diapositive

Wat bepaalt welke woorden je
kiest voor je tekst?

Slide 2 - Carte mentale

Formeel en informeel taalgebruik
Formeel taalgebruik
  • Het taalgebruik is formeel als je schrijft voor mensen die je niet kent.
  • De tekst gaat dan meestal over zakelijke dingen.
  • Als je formeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'u' en is je toon beleefd.

Slide 3 - Diapositive

Formeel en informeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
  • Het taalgebruik is informeel als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten.
  • Het gaat vaak over alledaagse dingen.
  • Als je informeel schrijft, spreek je de lezer aan met 'je'.
  • Bij informele taal gebruik je vaak dezelfde woorden als wanneer je spreekt.

Slide 4 - Diapositive

Geef een voorbeeld wanneer je een formele e-mail zou sturen

Slide 5 - Question ouverte

Woordkeus

Slide 6 - Diapositive

Fouten die vaak gemaakt worden in formele situaties 
  • Niet kunnen kiezen: formeel en informeel door elkaar
  • Heel ouderwetse woorden gebruiken (ouderwets is niet hetzelfde als formeel, al waren mensen vroeger wel formeler) 

Slide 7 - Diapositive

Formeel of informeel:

Wil je een handtekening op mijn praktijkovereenkomst zetten?

A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quiz

Formeel of informeel?

Kan ik mijn stage hier doen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quiz

Formeel of informeel?

De nieuwe benches zullen conform afspraak geleverd worden.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz

Formeel of informeel?

Graag hoor ik van u of u in periode 8 een stageplek voor mij heeft.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quiz

Vergelijk
Piet is zeven jaar geworden vandaag. Piet geeft daarom een feestje. Op een briefje heeft Piet geschreven wat Piet graag wil hebben als cadeautjes. Hoewel de cadeautjes Piet eigenlijk niet zoveel uitmaken. Het gaat Piet vooral om de gezelligheid en niet zozeer om de cadeautjes.

Piet is zeven jaar geworden vandaag. Hij geeft daarom een feestje. Op een briefje heeft hij geschreven wat hij graag wil hebben als cadeautjes. Hoewel die hem eigenlijk niet zoveel uitmaken. Het gaat hem vooral om de gezelligheid en niet om de geschenken


Slide 12 - Diapositive

Variatie in woordkeus
Variatie in woordkeus maakt een tekst vaak prettiger leesbaar, maar kan ten koste gaan van de samenhang en de begrijpelijkheid. 

Weeg je woordkeuzes dus zorgvuldig af.

Slide 13 - Diapositive

Aan het werk
Je krijgt een schrijfopdracht uitgedeeld.
Hier heb je twee weken voor.

Deze lever je in

Slide 14 - Diapositive