QenA periode 2 lesweek 2 Pitch en Debat

QenA periode 2 lesweek 2 Pitch en Debat
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

QenA periode 2 lesweek 2 Pitch en Debat

Slide 1 - Diapositive

Onderwerpen voor pitch of debat

Slide 2 - Question ouverte

Waar kan je informatie vinden?

Slide 3 - Question ouverte

Pitch; Formuleer een leerdoel
Formuleer een vraag op basis van jouw stage
Debat;
Leerdoel over samenwerken
leerdoel deelname Debat
SMART 
Wat was dat ook alweer?

Slide 4 - Diapositive

SMART leerdoel
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Relevant
Tijdgebonden

Slide 5 - Diapositive

Wat is het beste SMART-doel?
A
Mevrouw geeft over 2 weken aan niet meer angstig te zijn
B
Mevrouw krijgt medicatie om beter te slapen
C
Slaaptekort terugbrengen door rustige avonden te creëren
D
Psycholoog inschakelen het bespreken van de nare dromen

Slide 6 - Quiz

Smart doelen - Welke?
A
Ik wil mijn werkhouding verbeteren
B
Ik wil op tijd zijn.
C
Ik wil meer in de les aanwezig zijn dit schooljaar
D
Ik zorg d.m.v. mijn planning, dat ik in periode 7 alle opdrachten 2 dagen voor de deadline afheb.

Slide 7 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van een SMART doel?
A
Ondersteun Peter bij het zo spoedig mogelijk zelfstandig wonen
B
Binnen 2 weken smeert Hannah zelfstandig haar boterham tijdens het ontbijt op de woongroep
C
De begeleider helpt Wendy bij het uiten van haar emoties
D
Binnen 3 weken gaat Hans beter om met zijn emoties en wordt hij minder snel boos

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Lien

Slide 10 - Lien

Slide 11 - Lien

Zoek in je groepje onderwerpen voor je Pitch of Debat

Slide 12 - Question ouverte

Een debat is..
A
een discussie met regels waarbij je de jury probeert te overtuigen
B
een discussie zonder regels waarbij je elkaar probeert te overtuigen
C
een discussie met regels waarbij je fysiek geweld mag gebruiken
D
een discussie met regels waarbij je de jury probeert om te kopen

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van een debat?
A
mensen overtuigen
B
plezier hebben
C
winnen
D
mensen informeren

Slide 14 - Quiz

Een debat is ...
A
Hetzelfde als een discussie
B
Een discussie met regels
C
Ik heb geen idee
D
Is geen discussie

Slide 15 - Quiz

een debat begin je met.....
A
een zwak argument zodat je ze later sterker wordt in je verhaal
B
een vraag over de stelling
C
een sterk argument zodat je de mensen snel overtuigd
D
een verhaal over de stelling

Slide 16 - Quiz

Tijdens het debat moet je...
A
Heel eerlijk en hard zijn.
B
Heel open en emotioneel zijn.
C
Geen emotie vertonen.
D
Geen emotie en verdriet vertonen.

Slide 17 - Quiz

Stappenplan Debat voorbereiden
  1. Wat is het probleem?
  2. Wat zijn de belangrijke woorden in de stelling? Definieer deze ook!
  3. Bedenk je eigen argumenten, maarbedenk
    ook wat de ander kan zeggen! 
  4. Bedenk hoe je dit het beste kan overbrengen.

Slide 18 - Diapositive

Debat: stelling formuleren 
In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan. 
Hoe formuleer je een stelling? Een stelling...
- bestaat uit 1 zin en is kort en krachtig;
- bestaat nooit uit een vraag. Eindigt met punt of uitroepteken;
- bevat géén argumenten;
- bevat géén ontkenningen.


Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Hoe werkt dat, zo'n debat?
Een debat
Bij een debat reageer je dus op een stelling, waarbij je voor of tegen de stelling bent en de derde partij (de debatleider, voorzitter of jury) probeert te overtuigen. 
Conclusie
Noem voorbeelden
In een debat over het gratis maken van museumbezoek:
“Zelf ben ik dit weekend naar een museum geweest, maar dat zouden we niet gedaan hebben als we moesten betalen!” 
Ik geef je tips!
Gebruik feiten
In een debat over televisie kijken:
“Ik heb zojuist even rondgevraagd en meer dan de helft van de kinderen in deze klas kijkt langer dan twee uur TV per dag!” 
Maak vergelijkingen
In een debat over langere lestijden:
“Maar het is wel oneerlijk als wij een middag langer naar school zouden moeten en de leerlingen van de school hiernaast hoeven dat niet!” 
Gebruik humor
Iets waar iedereen van houdt is een goede grap. Een grap zal het publiek aan het lachen maken en het zorgt voor een vrolijke noot in vaak serieuze discussies.
Let op je lichaamshouding
De houding van de spreker in een debat bepaalt voor een groot deel hoe je overkomt bij de luisteraar. Dit bereik je door rechtop te staan en het lichaam te gebruiken, denk aan handgebaren, gezichtsuitdrukking en het maken van oogcontact. 
Geef oplossingen
In een debat over het verbieden van snoep op school: “We moeten niet het snoepen verbieden, maar we moeten er juist voor zorgen dat er meer gezonde dingen worden gegeten. Iedereen moet in de pauze een appel krijgen!” 
Gebruik je stem
Door het bewust gebruiken van de stem (bijvoorbeeld hard of zacht praten) kan je overtuigingskracht vergroten. Of door te variëren in spreeksnelheid. Sommige zinsdelen kunnen langzaam worden uitgesproken zoals: “Dit is heel… erg… fout!” 
Spreek kort maar krachtig
Praat duidelijk en gebruik geen lange zinnen. Soms is iemand zo lang van stof dat zijn tegenstander én jury aan het einde van een zin niet meer weten hoe die zin begon. 
Stel een vraag
In een debat over het rechtvaardigen van stelen: 
“Maar vind jij het dan niet goed dat je iets steelt voor iemand die niks te eten heeft omdat hij arm is? Anders heeft hij geen eten en dan wordt hij ziek.” 

Slide 21 - Diapositive