HAVO-4 voorbereiding REP H1 + 2 2020

Voorbereiding REP H1 + 2
H1 en H2 kun je opdelen in een aantal onderwerpen:
  • zuivere stof <--> mengsel (1.2)
  • scheidingsmethoden (1.3)
  • energie-effect + energiediagram (1.4)
  • reactiesnelheid (1.5 + 1.6)
  • atoombouw en P.S. ( 2.2 t/m 2.4)
  • rekenen aan hoeveelheid stof (2.5 t/m 2.7)


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Voorbereiding REP H1 + 2
H1 en H2 kun je opdelen in een aantal onderwerpen:
  • zuivere stof <--> mengsel (1.2)
  • scheidingsmethoden (1.3)
  • energie-effect + energiediagram (1.4)
  • reactiesnelheid (1.5 + 1.6)
  • atoombouw en P.S. ( 2.2 t/m 2.4)
  • rekenen aan hoeveelheid stof (2.5 t/m 2.7)


Slide 1 - Diapositive

1.2 Leg uit of glucose ( ) een zuivere stof of een mengsel is.
C6H12O6

Slide 2 - Question ouverte

1.3 Met welke scheidingsmethode kun je suiker uit suikerwater halen? En: waar berust deze methode op?
A
destilleren, verschil in kookpunt
B
filtreren, verschil in deeltjesgrootte
C
extraheren, verschil in oplosbaarheid
D
indampen, verschil in vluchtigheid

Slide 3 - Quiz

1.3 Hoe noem je datgene dat na het filtreren in het filter achterblijft?

Slide 4 - Question ouverte

Wat hoort er in een energiediagram?

Slide 5 - Carte mentale

1.5 Leg uit hoe je de snelheid van de reactie tussen twee stoffen zo groot mogelijk kunt maken.

Slide 6 - Question ouverte

1.6 Leg uit m.b.v. het botsende deeltjesmodel waarom poedersuiker sneller oplost in water dan kandijsuiker

Slide 7 - Question ouverte

2.3 Hoeveel atomen staan er in periode 6 van het P.S.?
A
4
B
6
C
18
D
32

Slide 8 - Quiz

2.4 Beschrijf een oxide-ion volgens het atoommodel van Bohr.

Slide 9 - Question ouverte

2.5 Welk deeltje heeft de grootste massa?
A
O-16
B
O-18
C
O²⁻

Slide 10 - Quiz

2.6 Bereken hoeveel mL ethanol 100 g weegt.
A
125 mL
B
80 mL
C
800 mL
D
100 mL

Slide 11 - Quiz

2.6 Hoeveel kilogram weegt 35 L benzine?
A
0,72 kg
B
25 kg
C
49 kg
D
0,021 kg

Slide 12 - Quiz

2.6 Hoeveel mol komt overeen met 100 mg NaCl?
A
5,844 . 10⁻³ mol
B
1,71 mol
C
1,71 . 10⁻³ mol
D
5,844 mol

Slide 13 - Quiz

2.6 Hoeveel kg komt overeen met 12,0 mol zuurstof?
A
192 kg
B
0,384 kg
C
0,375 kg
D
384 kg

Slide 14 - Quiz

2.7 Bereken het massa% N atomen in ammoniumnitraat ( )
NH4NO3

Slide 15 - Question ouverte

Noteer hieronder welke onderdelen je nog niet helemaal beheerst. Oefen (nogmaals) met opdrachten uit die paragraaf.

Slide 16 - Question ouverte