Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Werkwoorden klas 2 tl
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
1 / 21
suivant
Slide 1:
Question de remorquage
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Cette leçon contient
21 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 1 - Question de remorquage
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 2 - Quiz
Wat zijn de uitgangen van de zwakke (standart) werkwoorden?
A
e-s-t-e-n-t
B
st-e-t-en-st-en
C
e-t-st-en-t-en
D
e-st-t-en-t-en
Slide 3 - Quiz
Ich spiel.....................im Garten
A
spiel
B
spiele
C
spielst
D
spielt
Slide 4 - Quiz
Er befass.......sich mit den Hausaufgaben.
A
befasst
B
befasse
C
befassest
D
befassen
Slide 5 - Quiz
Ihr park......... zuerst das Auto
A
parken
B
parkt
C
parkte
D
parkst
Slide 6 - Quiz
Der Mann hör.......... Musik.
Slide 7 - Question ouverte
Komm..... Sie aus der Schweiz?
A
kommen
B
Kommen
C
komen
D
Kommten
Slide 8 - Quiz
Wohin ( reisen ) du?
A
reisst
B
reist
C
gereist
D
reise
Slide 9 - Quiz
Ich ( tanzen ) mit meiner Schwester.
A
tanze
B
tanzen
C
tanzt
D
tanzen
Slide 10 - Quiz
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
Er heißt Thom
B
Du heißst Thom
C
Du heißt Thom
D
Er heißst Thom
Slide 11 - Quiz
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 12 - Quiz
Welke twee persoonlijk voornaamwoords vormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 13 - Quiz
Ich ___ in den Niederlanden.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnte
Slide 14 - Quiz
Peter ___ seine Hausaufgaben.
A
mache
B
machst
C
macht
D
machte
Slide 15 - Quiz
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 16 - Quiz
Er (feiern)
A
feierne
B
feiernt
C
feier
D
feiert
Slide 17 - Quiz
Vervoeg het Duitse zwakke werkwoord
spiel
en
(= spelen).
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Denk aan de stam!
spielen
spielen
spielst
spiele
spielt
spielt
Slide 18 - Question de remorquage
De uitgang van de persoon 'du' bij het zwakke werkwoord is:
A
e
B
st
C
t
D
en
Slide 19 - Quiz
Zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
Slide 20 - Quiz
zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst
Slide 21 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
ZW WW / VOLT DW KLAS 3 TL
Février 2022
- Leçon avec
30 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Werkwoorden vervoegen
Mars 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
iweh esttenten
Août 2022
- Leçon avec
36 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zwakke werkwoorden
Novembre 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2mc - 26 jan - esttenten
Janvier 2023
- Leçon avec
16 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zwakke werkwoorden
Mars 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
22-09 2B Herhaling zwakke werkwoorden
Septembre 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2mc - 26 jan - esttenten
Avril 2023
- Leçon avec
13 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2