4-Uiteenzetting: Bronnen, Structuur en Samenhang

Taylor
Suze
Teun W.
Sam
Teun K.
Olivier
Floris
Ynzo
Taco
Josefine
Juliette
Pieter
Hidde
Jalissa
Maja
Lars
Max
Florine
Olivia
Eline
Emilie
Faye
Isaac
Rozemarin
Anne
Chiel
docent
V2E
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taylor
Suze
Teun W.
Sam
Teun K.
Olivier
Floris
Ynzo
Taco
Josefine
Juliette
Pieter
Hidde
Jalissa
Maja
Lars
Max
Florine
Olivia
Eline
Emilie
Faye
Isaac
Rozemarin
Anne
Chiel
docent
V2E

Slide 1 - Diapositive

Max
Tibbe
Thijs B.
Evi
Thijmen
Jake
Bastian
Sophie
Micky
Lene
Faye
Wieger
Floris
Linus
Frederique
Guus
Thijs R.
Liv
Puck
Tijn
Nancy
Tygo
Fiene
Feline
Niraj
Thieme
Joshua
docent
V2F

Slide 2 - Diapositive

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting


Nederlands ATC VWO 2- Schrijven

Uiteenzetting
Les 4


Slide 3 - Diapositive

Terugblik
... je hebt gewerkt aan het bouwplan.

Een bouwplan is....
        wel ---> een hulpmiddel (schrijfschema) bij het schrijven                                  van een tekst
        niet ---> tekst
.

Slide 4 - Diapositive

Bouwplan- onderwerp
• In één woord / een paar woorden waar de hele tekst over gaat.
"Romeinen in Nederland"

Als er naar het onderwerp wordt gevraagd geef je nooit antwoord in de vorm van een zin.

Slide 5 - Diapositive

Bouwplan- hoofdgedachte
In één zin: het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt zeggen.

Bij een uiteenzettende tekst is de hoofdgedachte de belangrijkste uitleg over het onderwerp in één zin.

Aan leerlingen van klas 2 uitleggen wat de gevolgen zijn van fast fashion op het milieu.

Slide 6 - Diapositive

Bouwplan-tekstdoel
Je kiest hierbij altijd uit de volgende tekstdoelen: 
informeren (uiteenzetten), overtuigen, opiniëren, amuseren, activeren.

Een uiteenzettende tekst heeft als tekstdoel: informeren (uitleg geven).


Slide 7 - Diapositive

Bouwplan-publiek
De persoon/de personen voor wie je de tekst schrijft.

Je krijgt op de toets pas te horen wie je publiek is. Je moet je taalgebruik aanpassen op je publiek. Daar word je ook op beoordeeld


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

?Onderwerp of hoofdgedachte?
Beide geven antwoord op de vraag ‘waar gaat de tekst over?’ 

Onderwerp: één of enkele woorden
Hoofdgedachte: één volledige zin 

Slide 10 - Diapositive

Vooruitblik
Je weet....
                ... waarom bronnen belangrijk zijn.
                ... wanneer het belangrijk is om bronnen te gebruiken.
                ... hoe je naar een bronnen verwijst.
               ... hoe je (nog meer) structuur aanbrengt in je tekst.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Hoe verwijs ik naar bronnen in de tekst?
In de tekst:
Volgens NOS.nl is het lichaam van koningin Elizabeth onder grote belangstelling overgebracht van Buckingham Palace naar Westminster Hall (Bron: NOS.nl).

In bouwplan: https://nos.nl/artikel/2444584-lichaam-koningin-elizabeth-overgebracht-van-buckingham-palace-naar-westminster

Slide 20 - Diapositive

Hoe verwijs ik naar bronnen in de tekst?
Nu.nl meldt dat Jumbo-topman Frits van Eerd nog vast zit vanwege mogelijke betrokkenheid bij een grote witwaszaak (Bron: Nu.nl).

In bouwplan: https://www.nu.nl/economie/6224015/jumbo-baas-frits-van-eerd-zit-nog-steeds-vast-in-witwaszaak.html

Slide 21 - Diapositive

Citeren

Slide 22 - Diapositive

Citeren 
Letterlijk opschrijven wat iemand gezegd heeft.

Citeren in een artikel:
  • niet te lang (maximaal drie zinnen) 
  • moet iets toevoegen
  • let op regels voor citeren
  • zorg voor juiste bronvermelding

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

signaalwoorden
Ik ga elke zondag roeien. Met harde wind roei ik niet.
Duidelijker is: Ik ga elke zondag roeien, behalve als het hard waait.

Je geeft bijv. aan in welke volgorde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (eerst, daarna) of dat je lezers de conclusie van je stuk gaan lezen (dus, concluderend).


Tijd, Opsomming, Tegenstelling, Overeenkomst, Toelichting, Oorzaak/ gevolg
vroeger maar intussen, Opsomming, Tegenstelling, Overeenkomst, Toelichting, Oorzaak, gevolg

Slide 26 - Diapositive

signaalwoorden
Tijd
Opsomming
Tegenstelling
Overeenkomst
Toelichting
Oorzaak, gevolg


vroeger zwom ik maar intussen ben ik meer het roeien
daarnaast fiets ik iedere dan en wandel ik op de hei
maar hardlopen vind ik niks
net zoals mijn beste vriendin houd ik van spelletjes spelen
bijvoorbeeld weerwolven of exploding kittens
we blijven soms te lang doorspelen waardoor ik 
op zondag moeilijk mijn bed uitkom

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Zelfstandig werken
Bekijk het voorbeeld (bouwplan en tekst).
Ga verder met je tekst in learnbeat.
Gebruik je bronnen.
Let op dat je je bronnen goed verwerkt in je tekst.

Slide 30 - Diapositive

Schrijf nu jouw uiteenzetting!
bouwplan al bronnen vermeld?

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive