Uiteenzetting les 4: Bronnen, Structuur en Samenhang
timer
10:00
Nederlands ATC VWO 2- Schrijven
Uiteenzetting
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
timer
10:00
Nederlands ATC VWO 2- Schrijven
Uiteenzetting
Slide 1 - Diapositive
Terugblik
... je hebt geoefend met het maken van een bouwplan.
- Oriënteren -
Een bouwplan is....
niet ---> een tekst
wel ---> een hulpmiddel (schrijfschema) bij het schrijven van een tekst.
Slide 2 - Diapositive
bouwplan-het onderwerp
• In één woord of in een paar woordenwaar de hele tekst over gaat.
"Romeinen in Nederland"
Als er naar het onderwerp wordt gevraagd geef je nooit antwoord in de vorm van een zin.
Slide 3 - Diapositive
bouwplan-de hoofdgedachte
In één zin het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt zeggen.
Bij een uiteenzettende tekst is de hoofdgedachte de belangrijkste uitleg over het onderwerp in één zin.
Slide 4 - Diapositive
bouwplan-het tekstdoel
Je kiest hierbij altijd uit de volgende tekstdoelen:
informeren, uiteenzetten, overtuigen, na laten denken, amuseren, overhalen.
Een uiteenzettende tekst heeft als tekstdoel: uiteenzetten.
Slide 5 - Diapositive
bouwplan-het publiek
De persoon/de personen voor wie je de tekst schrijft.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Vooruitblik
...weet je waarom bronnen belangrijk zijn.
...wanneer het belangrijk is om bronnen te gebruiken.
...weet je hoe je naar een bronnen verwijst.
...weet je hoe je (nog meer) structuur aanbrengt in je tekst.
Slide 8 - Diapositive
?onderwerp of hoofdgedachte?
beide antwoord geven op de vraag ‘waar gaat de tekst over?’
Onderwerp: één of enkele woorden
Hoofdgedachte: één volledige zin.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Hoe verwijs ik naar bronnen in de tekst?
In de tekst:
Volgens NOS.nl is het lichaam van koningin Elizabeth onder grote belangstelling overgebracht van Buckingham Palace naar Westminster Hall (Bron: NOS.nl).
In bouwplan: https://nos.nl/artikel/2444584-lichaam-koningin-elizabeth-overgebracht-van-buckingham-palace-naar-westminster
Slide 18 - Diapositive
Hoe verwijs ik naar bronnen in de tekst?
Nu.nl meldt dat Jumbo-topman Frits van Eerd nog vast zit vanwege mogelijke betrokkenheid bij een grote witwaszaak (Bron: Nu.nl).
In bouwplan: https://www.nu.nl/economie/6224015/jumbo-baas-frits-van-eerd-zit-nog-steeds-vast-in-witwaszaak.html
Slide 19 - Diapositive
Citeren
Slide 20 - Diapositive
Citeren
Letterlijk opschrijven wat iemand gezegd heeft.
Citeren in een artikel:
niet te lang (maximaal drie zinnen)
moet iets toevoegen
let op regels voor citeren
zorg voor juiste bronvermelding
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
signaalwoorden
Ik ga elke zondag roeien. Met harde wind roei ik niet.
Duidelijker is:
Ik ga elke zondag wielrennen, behalve als het hard waait.
Je geeft bijv. aan in welke volgorde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (eerst, daarna) of dat je lezers de conclusie van je stuk gaan lezen (dus, concluderend).
Tijd, Opsomming, Tegenstelling, Overeenkomst, Toelichting, Oorzaak, gevolg
vroeger maar intussen, Opsomming, Tegenstelling, Overeenkomst, Toelichting, Oorzaak, gevolg
Slide 24 - Diapositive
signaalwoorden
Tijd
Opsomming
Tegenstelling
Overeenkomst
Toelichting
Oorzaak, gevolg
en nog veel meer
vroeger zwom ik maar intussen ben ik meer het roeien
daarnaast fiets ik iedere dan en wandel ik op de hei
maar hardlopen vind ik niks
net zoals mijn beste vriendin houd ik van lekker eten en drinken
bijvoorbeeld sushi of een virgin mojito
we blijven soms te lang hangen waardoor ik
op zondag moeilijk mijn bed uitkom
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Zelfstandig werken
Ga verder met je bouwplan of met je tekst
Zoek goede bronnen
Let op dat je je bronnen goed verwerkt in je tekst
Slide 28 - Diapositive
Schrijf nu jouw uiteenzetting!
bouwplan al bronnen vermeld?
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Kijk naar het schilderij en beschrijf wat JIJ ziet
Het is de bedoeling dat je niet alleen beschrijft welke kleuren of vormen je ziet, maar ook wat jij in het schilderij ziet (wat bedoelt de schilder, wat stelt het voor?)
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Beeldspraak
Beelden in taal gebruiken om op een andere manier de werkelijkheid te vertellen of om iets heel nieuws te maken.
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Het is een stijlfiguur
Slide 33 - Diapositive
Beeldspraak
Je kamer is net
een zwijnenstal
Slide 34 - Diapositive
Beeldspraak
Slide 35 - Diapositive
Soorten beeldspraak:
Vergelijking: je vergelijkt een beeld met de werkelijkheid "Je tuin ziet eruit als een wildernis."
Metafoor: je noemt alleen het beeld; de werkelijkheid wordt weggelaten "Wat is dit een wildernis" (de tuin wordt dus niet meer genoemd!)
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd, krijgt menselijke eigenschappen. "De wind streelt zacht mijn wang "