Vraag en aanbod H4

Vraag & aanbod


H4 aftrap

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Vraag & aanbod


H4 aftrap

Slide 1 - Diapositive

Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen.Te laat? Haal een groene kaart.


Iedereen heeft materiaal mee, eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Verder heb je een rekenmachine, pen & papier mee (schrift voor dit vak 
of klapper met ringband papier). Wie schrijft die blijft? 
(niet in orde: 'boeken vergeten' in Magister.)

Telefoon is opgeborgen, mag in de 'telefoontas'. Zie ik je mobiel wel? 
Zonder mopperen oranje kaart halen, einde van de dag ophalen bij 
verzuimcoördinator. (Alles op je device mag, indien passend bij les)


Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Spoorboekje
  • Voorspelbaar gedrag
  • Leerdoelen
  • Spoorboekje
  • H4 (deze week t/m 4.13)

  • Differentieren (optie rekonomie H5)




Slide 4 - Diapositive

Aanbod

Slide 5 - Diapositive

Om de totale winst (TW) te berekenen doe je het volgende:
A
TO - TK
B
TK - TO
C
TO = TK
D
TO / TK

Slide 6 - Quiz

Kosten en opbrengsten
Op de y-as lees je af wat de hoogte is van TK, TCK en TO bij een bepaalde afzet (q). De afzet staat op de x-as. 

Slide 7 - Diapositive

TK = qˆ2 + 500. De gemiddelde totale kosten bij 10 stuks zijn:
A
€10
B
€50
C
€60
D
€600

Slide 8 - Quiz

TK = 5qˆ2+500. De gemiddelde variabele kosten bij 20 stuks zijn:
A
€25
B
€100
C
€125
D
€400

Slide 9 - Quiz

TK = 0.5qˆ2+500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250

Slide 10 - Quiz

Maximale winst wordt behaald bij:
A
50 stuks
B
100 stuks
C
200 stuks
D
150 stuks

Slide 11 - Quiz

Welk oppervlak geeft maximale winst weer?
A
A + B
B
A + B + C
C
B + C
D
C

Slide 12 - Quiz

Een ondernemer heeft te maken met een gegeven prijs. Als MO>MK zal bij uitbreiding van de productie met een eenheid
A
De winst dalen.
B
De omzet stijgen en de winst dalen.
C
De omzet stijgen en de winst stijgen
D
De omzet stijgen en de prijs stijgen

Slide 13 - Quiz

Voor een ondernemer geldt het volgende :
p=110 TVK=10q TCK=1.000
De productiecapaciteit bedraagt 100 stuks.
Als deze ondernemer streeft naar maximale winst, dan geldt
A
GTK= 10 omzet= €11.000 winst= €10.000
B
GTK =20 omzet = €11.000 winst = €9.000
C
GTK = 20 omzet=€10.000 winst=€10.000
D
GTK=20 omzet=€11.000 winst=€10.000

Slide 14 - Quiz

maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK

Slide 15 - Quiz

Tijd om zelf te werken
Huiswerk vorige week blokuur / deze week is:

H3 afmaken

'Voor u gelezen, uit de krant'
timer
25:00

Slide 16 - Diapositive

'Voor u gelezen, uit de krant'
Huiswerk vorige week blokuur / deze week is:



'Voor u gelezen, uit de krant'
timer
25:00

Slide 17 - Diapositive