1e 02-04-2024

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 1,2

Welkom!

• Telefoons in de bak.
  
• Plek zoals op de plattegrond.
  
• Tas naast de stoel.
  
•  Pak je Chrombook (dicht laten).
• Gezicht naar het bord.

Programma 1e dinsdag 

• 5 minuten stil lezen.
• Terugblik persoonsvorm.
• Nakijken.
• Uitleg werkwoordelijk gezegde.
• Oefenen.

 Stil lezen

5 minuten.

Weet je nog? (kader en GL)

De toren gaat omvallen.

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Welke werkwoorden zijn dat?

Welke is het zelfstandig werkwoord?

Welke is het hulpwerkwoord?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ik heb gisteren Pasen gevierd.

Veel ouderen eten alleen met kerst.

• Welke twee betekenissen kan deze zin hebben?

• Wat kun je aan de oranje woorden veranderen zodat de zin betekent dat veel ouderen in hun eentje eten met Pasen?

Oplossing

Oud > Veel ouderen eten alleen met kerst.

Nieuw > Veel ouderen eten met kerst alleen.

Door het woord "alleen" te verplaatsen, verandert de betekenis van de zin.

Huiswerk was les 2 afmaken

We gaan nu opdracht 1 samen doen.

De Chromebooks blijven dicht en je kijkt mee op het scherm.

Opdracht 1 van les 2 (video)

• Die doen we klassikaal. De vraag bij het filmpje is:

Wat wordt in het filmpje bedoeld met het woord "alleen"?

Opdracht 3 nakijken

Ga naar opdracht 3 van Grammatica 2, les 2.

We kijken deze vraag na.

Opdracht 13 nakijken

Ga naar opdracht 13 van Grammatica 2, les 2.

We kijken deze vraag na.

Het werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in een zin samen.

Bijvoorbeeld:

Ik kan lasagne blijven eten.

W.w.g. = kan blijven eten.

Wat is hier het werkwoordelijk gezegde?

Schrijf op wat het werkwoordelijk gezegde is in de onderstaande zinnen. Doe dit in Word.

1. Hij haalt de pannenkoek uit de pan.
2. Hij had de pannenkoek uit de pan moeten halen.
3. Hij had de pan rond moeten draaien.
4. Hij draait de pan rond.

Nakijken

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 

1. Hij haalt de pannenkoek uit de pan.
   
2. Hij had de pannenkoek uit de pan moeten halen.
   
3. Hij had de pan rond moeten draaien.
   
4. Hij draait de pan rond.

Tijd over? 

Begin aan les 3.

Regels

Wie weet nog welke regels er in de les gelden?

Regels in de klas

1. Tijdens de opstart + uitleg praat je alleen als je je vinger opsteekt en je de beurt krijgt.
2. Je bent geconcentreerd met je werk bezig.
3. Als we het lokaal verlaten, staan de tafels recht en zijn de stoelen aangeschoven.
4. We gaan respectvol om met de docent om.

Als je je niet aan de regels houdt

1 streepje = waarschuwing.

2e streepje = Regels overschrijven.

3e streepje = nablijven.