Planten en dieren: basisstof 1.5 Allemaal anders

thema 1 Planten en dieren
1.5 Allemaal anders
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

thema 1 Planten en dieren
1.5 Allemaal anders

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 1.4 Voedsel maken
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 1.5 Allemaal anders
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Fotosynthese kan alleen plaatsvinden in bladeren van planten.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Op welke manieren zijn planten belangrijk voor mensen en andere organismen?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ze dienen als voedsel
B
Ze leveren zuurstof
C
Ze staan gezellig
D
Ze zijn mooi

Slide 4 - Quiz

In het donker maakt een plant zuurstof.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 5 - Quiz

Door fotosynthese maken planten voedsel voor dieren en mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?
A
bladeren
B
stengels
C
vruchten
D
wortels

Slide 7 - Quiz

Hiernaast zie je spinazie, welk deel eet je op?
A
stengels
B
bladeren
C
wortels
D
vruchten

Slide 8 - Quiz

leerdoelen vandaag (1.5)
Aan het einde van de les:
- kan je aanpassingen bij planten noemen
- kan je aanpassingen bij dieren noemen

Slide 9 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen.
Dat doet elke soort op zijn eigen manier.

Slide 10 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
De meeste dieren en planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en aan hun manier van leven.

Door deze aanpassingen kunnen organismen zich goed bewegen, voeden of verdedigen.

Slide 11 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Dieren die in het water leven, hebben andere aanpassingen dan dieren die op het land leven. Ze hebben bijvoorbeeld vinnen.

Met de vinnen kunnen ze zich goed bewegen in het water.

Slide 12 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Bij vissen en andere waterdieren gaan de kop, lijf en staart in elkaar over. Ze vormen 1 geheel.
Zo'n lichaamsvorm noem je gestroomlijnd.

Door deze lichaamsvorm kunnen ze gemakkelijker door het water zwemmen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Ook planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Sommige planten leven in droge gebieden en andere planten leven in natte gebieden. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Planten in een droge omgeving hebben vaak kleine bladeren en veel wortels.

Omdat de plant kleinere bladeren heeft, verliest een plant minder water.
Die wortels zijn nodig om voldoende water op te nemen.

Slide 17 - Diapositive

Een plant in een natte omgeving heeft minder wortels nodig.

Slide 18 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Dieren hebben ook aanpassingen aan het soort voedsel dat ze eten.

Zo hebben miereneters een lange dunne tong waar de mieren die ze eten goed aan blijven plakken.
En eekhoorns hebben 4 scherpe tanden waarmee ze noten en zaden kunnen stukbijten.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Sommige vogels eten zaden. Andere vogels eten insecten. Roofvogels eten kleine dieren.

Bij elk type voedsel hoort een andere type snavel.


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Dieren kunnen op verschillende manieren lopen:
- zoolgangers: lopen op hun gehele voetzolen (beren)
- teengangers: lopen op hun tenen (katten)
- topgangers (hoefgangers): lopen op de toppen van de tenen (paarden)

De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond.


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich goed te kunnen verdedigen.
Daardoor worden ze niet zo snel opgegeten.


Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Een braamstruik heeft stekels, zodat de bramen niet zo snel worden opgegeten.

Een brandnetel heeft brandharen. Als je een brandnetel vastpakt dan gaat het prikken en jeuken.
Hierdoor wordt een brandnetel minder snel opgegeten.

Andere planten maken een gifstof. Bijvoorbeeld de bessen van de koffieplant. Die zijn giftig.


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

1.5 Allemaal anders
Een egel verdedigt zich met stekels.

Sommige dieren hebben een schutkleur.
Een schutkleur lijkt op de leefomgeving.
Daardoor wordt het dier bijna onzichtbaar.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Vidéo

zelf aan de slag
1.5 Allemaal anders: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 5 maken


Klaar? Laat het zien!!

Slide 32 - Diapositive

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je aanpassingen bij planten noemen
- kan je aanpassingen bij dieren noemen

Slide 33 - Diapositive