1 vmbo-bk 1.7 Planten en dieren: Allemaal anders

thema 1 Planten en dieren
1.7 Allemaal anders
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

thema 1 Planten en dieren
1.7 Allemaal anders

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 1.6 Voedsel maken
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 1.7 Allemaal anders
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Fotosynthese kan alleen plaatsvinden in bladeren van planten.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Op welke manieren zijn planten belangrijk voor mensen en andere organismen?
Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ze dienen als voedsel
B
Ze leveren zuurstof
C
Ze staan gezellig
D
Ze zijn mooi

Slide 4 - Quiz

In het donker maakt een plant zuurstof.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 5 - Quiz

Door fotosynthese maken planten voedsel voor dieren en mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

leerdoelen vandaag (1.7)
Aan het einde van de les:
- kan je aanpassingen bij planten noemen
- kan je aanpassingen bij dieren noemen

Slide 7 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Op aarde leven heel veel planten en dieren.
Die zien er allemaal anders uit.
Ze zijn aangepast aan hun manier van leven.

Slide 8 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
De meeste dieren en planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving en aan hun manier van leven.

Door aanpassingen kunnen organismen zich goed bewegen, voeden of verdedigen.

Slide 9 - Diapositive

Links zie je een ijsbeer. Een ijsbeer is goed aangepast aan zijn omgeving.

Hoe denk je dat de ijsbeer is aangepast aan zijn omgeving?


Slide 10 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
IJsberen leven in het noorden, waar het koud is.
Een ijsbeer heeft daarom een dikke vacht.
Deze dikke vacht is een aanpassing aan zijn leefomgeving.

IJsberen hebben scherpe klauwen. Daarmee kunnen ze prooidieren vangen en kunnen ze zich goed verdedigen.
De klauwen van een ijsbeer zijn een aanpassing aan zijn manier van leven.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

1.7 Allemaal anders
Dieren die in het water leven, hebben andere aanpassingen dan dieren die op het land leven. Ze hebben vinnen en kieuwen.

Met de vinnen kunnen ze zich goed bewegen in het water.
Met de kieuwen kunnen ze zuurstof uit het water halen.

Slide 13 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Bij vissen gaan de kop, lijf en staart in elkaar over.
Ze vormen 1 geheel.
Zo'n lichaamsvorm noem je gestroomlijnd.

Door deze lichaamsvorm kunnen ze gemakkelijker door het water zwemmen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Ook planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Sommige planten leven in droge gebieden en andere planten leven in natte gebieden. Beide planten hebben aanpassingen aan hun leefomgeving.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Planten in een droge omgeving hebben vaak kleine bladeren en veel wortels.

Die wortels zijn nodig om voldoende water op te nemen.

Slide 18 - Diapositive

Een plant in een natte omgeving heeft minder wortels nodig.

Slide 19 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Dieren hebben ook aanpassingen aan het soort voedsel dat ze eten.

Zo hebben miereneters een lange dunne tong waar de mieren die ze eten goed aan blijven plakken.
En eekhoorns hebben 4 scherpe tanden waarmee ze noten en zaden kunnen stukbijten.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Veel planten en dieren hebben aanpassingen om zich goed te kunnen verdedigen.
Daardoor worden ze niet zo snel opgegeten.


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Een braamstruik heeft stekels, zodat de bramen niet zo snel worden opgegeten.

Een brandnetel heeft brandharen. Als je een brandnetel vastpakt dan gaat het prikken en jeuken.
Hierdoor wordt een brandnetel minder snel opgegeten.


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

1.7 Allemaal anders
Een egel verdedigt zich met stekels.

Sommige dieren hebben een schutkleur.
Een schutkleur lijkt op de leefomgeving.
Daardoor wordt het dier bijna onzichtbaar.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Diapositive

VRAGEN??

Slide 29 - Diapositive

zelf aan de slag
1.7 Allemaal anders: lees de tekst en maak de opdrachten:
opdracht 1 t/m 5 en 7 en 8 maken

(vanaf blz. 51)

Klaar? Laat het zien!!

Slide 30 - Diapositive

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je aanpassingen bij planten noemen
- kan je aanpassingen bij dieren noemen

Slide 31 - Diapositive