Maagsondes en sondevoeding

Maagsondes en sondevoeding
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maagsondes en sondevoeding

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je weet wat sondevoeding is en kent de (contra-)indicaties om sondevoeding toe te dienen.
  • Je kunt de mogelijke complicaties na het toedienen van sondevoeding benoemen.
  • Je weet welke vier soorten sondes er zijn en kunt de verschillen hiertussen benoemen.
  • Je kent de verschillende manieren van het toedienen van sondevoeding en kunt de verschillen hiertussen benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Wat is sondevoeding?
Sondevoeding is een vloeibare voeding die via een flexibel slangetje – de sonde – rechtstreeks in de maag of darm wordt toegediend. 

Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die iemand dagelijks nodig heeft. 

Sondevoeding is bedoeld om de normale dagelijkse voeding geheel te vervangen, maar in sommige gevallen wordt het als aanvulling naast normale voeding geadviseerd.

Slide 3 - Diapositive

Soorten sondevoeding
De voedingsstoffen in de sondevoeding kunnen in groot moleculaire vorm en in klein moleculaire vorm voorkomen. 

Polymere sondevoedingen bevatten eiwit, vet en koolhydraten in groot moleculaire vorm. Deze voeding wordt gegeven bij een normale vertering en absorptie van voedingsstoffen. Het komt qua vorm het meest overeen met gewone voeding. 

Oligomere en monomere sondevoedingen bevatten eiwit, vet en koolhydraten in klein moleculaire vorm ('geheel of gedeeltelijk voorverteerd'). Deze voeding wordt gegeven wanneer de vertering en/of resorptie ernstig is gestoord.

Slide 4 - Diapositive

Welke contra-indicaties zijn er voor het toedienen van sondevoeding?

Slide 5 - Carte mentale

Contra- indicaties 
  •  Een afsluiting in het maag-darmkanaal;
  • Een acute alvleesklierontsteking en veel pijnklachten;
  • De dunne darm heeft een verminderd vermogen om voedingsstoffen op te nemen;
  • grote bloedingen in het maag-darmkanaal;
  • de darmen ‘liggen stil’

Slide 6 - Diapositive

Welke complicaties kunnen optreden tijdens de handeling?

Slide 7 - Carte mentale

Complicaties

  • Verstopte sonde
  • Irritatie mondholte
  • Prikkelhoest
  • Misselijk of braken
  • Diarree
  • Obstipatie
  • Uitdroging

Slide 8 - Diapositive

Toedieningsvormen 
Sondevoeding kan op verschillende manieren worden toegediend:

In porties (portietoediening) of via een voedingspomp
(continue toediening).

Slide 9 - Diapositive

Wanneer moet de ligging van de sonde gecontroleerd worden middels de pH strip?
A
Iedere keer als je een nieuwe zak voeding aansluit
B
Iedere 24 uur preventief
C
Alleen bij start van de sondevoeding
D
Bij start en als je twijfelt aan de ligging

Slide 10 - Quiz

Waar let je op bij de visuele controle?

Slide 11 - Carte mentale

Visuele controle
  • Zit de pleister nog goed?
  • Inspecteer mond en keelholte
  • Inspecteer markering op de sonde
  • Overleg met cliënt

Slide 12 - Diapositive

Neus verzorgen bij neus- maagsonde
  • Verzorg de neus eenmaal daags
  • Fixeren met een hypoallergeenpleister
  • Vervang pleister elke 2-3 dagen 
  • Plakresten op sonde of huid verwijderen met handalcohol

Slide 13 - Diapositive

Quiz time

Slide 14 - Diapositive

Welke voedingsstoffen kan sondevoeding bevatten?
A
Vitaminen en mineralen
B
Voedingsvezels
C
Beide antwoorden zijn juist

Slide 15 - Quiz

Sondevoeding wordt gebruikt als .... de dagelijkse voeding
A
Vervanging van
B
Aanvulling op
C
Beide antwoorden zijn juist

Slide 16 - Quiz

Waarvan is de keuze van het type sondevoeding afhankelijk?
A
Voorkeur van de zorgvrager
B
De hoeveelheid sondevoeding die betreffende zorgvrager kan opnemen
C
De reden voor het starten van de sondevoeding
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 17 - Quiz

Er bestaan een aantal contra- indicaties voor het krijgen van sondevoeding. Wat is een voorbeeld hiervan?
A
Een acute alvleesklierontsteking
B
Ernstige anorexia nervosa
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 18 - Quiz

Een veelgebruikte toedieningsvorm van sondevoeding is het voeden per bolus.
A
Deze stelling is correct.
B
Deze stelling is niet correct

Slide 19 - Quiz

Voor monomere sondevoeding dient het maag- darmstelsel van de zorgvrager goed te werken.
A
Deze stelling is correct.
B
Deze stelling is niet correct.

Slide 20 - Quiz

De sondevoeding dient geschud te worden voordat de verpakking geopend wordt.
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct

Slide 21 - Quiz

Een voordeel van continue voeden is de verminderde kans op retentie, aspiratie, misselijkheid en braken.
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct

Slide 22 - Quiz

Als een zorgvrager kan slikken, heeft het oraal toedienen van medicijnen de voorkeur.
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct

Slide 23 - Quiz

Lesdoelen
  • Je weet wat sondevoeding is en kent de (contra-)indicaties om sondevoeding toe te dienen.
  • Je kunt de mogelijke complicaties na het toedienen van sondevoeding benoemen.
  • Je weet welke vier soorten sondes er zijn en kunt de verschillen hiertussen benoemen.
  • Je kent de drie verschillende manieren van het toedienen van sondevoeding en kunt de verschillen hiertussen benoemen.

Slide 24 - Diapositive