Les 11: Werkwoorden vervoegen VT - week 23

Les 10 & 11

Werkwoorden!
Hoera!

VERLEDEN TIJD
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 10 & 11

Werkwoorden!
Hoera!

VERLEDEN TIJD

Slide 1 - Diapositive

VORIGE LES
Werkwoorden tegenwoordige tijd
  • Alleen DT in tegenwoordige tijd
  • Zet het werkwoord 'lopen' in plaats van het andere werkwoord
  • Let op bij d-woorden zoals vinden, worden, antwoorden et cetera.
  • Let op bij woorden die met ge- of be- of ver- beginnen.

DEZE LES
Aan het eind van deze les vraag ik je:
1. Wat zijn de drie momenten dat je op moet letten?
2. Wat is een hulpwerkwoord? En waarom is dit van belang bij werkwoordspelling?
2. Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?
3. Wat zijn

Slide 2 - Diapositive

DEZE LES
Programma
1. Spelletje
2. Uitleg
3. Aan de slag!


Slide 3 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "Het gebeurt, dus we zullen er mee moeten leren omgaan!"

  • TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 4 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "Waarom heeft ze om een ice-pack gevraagd? Is ze geblesseerd?"

  • VERLEDEN TIJD

Slide 5 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "De voorstelling is de afsluitende act. Hiermee eindigt het festival."

  • TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 6 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "Vind je dat er meer zou moeten worden overlegd?"

  • VERLEDEN TIJD

Slide 7 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "Vind je dat er meer zou moeten worden overlegd?"

  • VERLEDEN TIJD

Slide 8 - Diapositive

Verleden tijd of tegenwoordige tijd?
  • "Ze bedoelt het niet zo, maar ze heeft het wel zo gezegd"

  • TEGENWOORDIGE TIJD en VERLEDEN TIJD

Slide 9 - Diapositive

UITLEG NIEUW
Twee smaken:

SMURF

of

'T KOFSCHIP

Slide 10 - Diapositive

Uitleg 1/3
HET ZIET ER RAAR UIT, TOCH KLOPT HET
besteedde, praatte, antwoordde

  • Let op!! bij d-woorden en t-woorden
  • Alleen in verleden tijd 2 d's of t's
  • Nooit dt in verleden tijd





Slide 11 - Diapositive

Uitleg 2/3
VOLTOOID DEELWOORD
gebeurd, gedanst, beantwoord et cetera

  • Bestaat uit twee delen, VTD + hulpw.w. zoals: was, is, willen
  • Uitgang? Maak langer.
  • Onzeker? 't Kofschip.

Slide 12 - Diapositive

Uitleg 3/3
Sterk werkwoord
vind-vond, weet-wist, brengt-bracht

  • Blijf af! Dus geen tt, dt, dd et cetera.

Slide 13 - Diapositive