vragen met Have en Have Got

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Vragen maken met HAVE en HAVE GOT

In deze les....

- herhalen we hoe je vragen maakt met HAVE en HAVE GOT

- oefenen we met vragen maken met HAVE en HAVE GOT

Eerst weer even opwarmen...

I have - ik heb

You have - jij hebt

We have - wij hebben

You have - jullie hebben

They have - zij hebben

En...

He has - hij heeft

She has - zij heeft

It has - het heeft

I, you, we, they

She, he, it

have

has

do

does

Have en have got...

Het is wat verwarrend, maar eigenlijk helemaal niet moeilijk.

Have en have got betekenen BEIDE HETZELFDE, namelijk het werkwoord 'hebben'. 

Vragen maken met HAVE

Bij I, you, we en they begint de vraag met do.

Voorbeeld: 

You have a tidy room.

Vraagzin:

Do you have a tidy room?

Voorbeeld: 

They have a summer house.

Vraagzin:

Do they have a summer house?

Bij he, she en it begint de vraag met does. 

Bij does verandert has in have.

Voorbeeld:

She has her own room.

Vraagzin:

Does she have her own room?

Voorbeeld: 

It has a big garden.

Vraagzin: 

Does it have a big garden?

Vragen maken met HAVE GOT

Bij I, you, we en they gebruik je have got. 

Bij vragen met have got zet je have vooraan in de zin.

Voorbeeld:

I have got a bigger room.

Vraagzin:

Have I got a bigger room?

Voorbeeld:

You have got a nice room.

Vraagzin:

Have you got a nice room?

Voorbeeld:

We have got the same carpet.

Vraagzin:

Have we got the same carpet?

Bij he, she en it gebruik je has got. Bij vragen met has got zet je has vooraan in de zin.

Voorbeeld:

He has got a bunk bed.

Vraagzin:

Has he got a bunkbed?

Voorbeeld:

She has got a messy room.

Vraagzin:

Has she got a messy room?

Onderstreep bij de zinnen altijd 

eerst het gezegde!

Staat er HAVE/HAS of HAVE/HAS GOT?

Even oefenen...
It has a big garden.

1. Has it a big garden?
2. Do it has a big garden?
3. Does is have a big garden?
4. Does is has a big garden?

They have a summer house.

1. Do they have a summer house?
2. Does they have a summer house?
3. Have they a summer house?
4. They have a summer house?

They have got a cosy house.

1. Have they got a cosy house?
2. Has they got a cosy house?
3. Do they have a cosy house?
4. Have they a cosy house?

You have got a beautiful garden.

1. Have you a beautiful garden?
2. Do you have a beautiful garden?
3. Has you got a beautiful garden?
4. Have you got a beautiful garden?

Maak vragend:
We have got a nice class.

Maak vragend:
Susan has got 2 brothers.

Maak vragend:
The teachers have a meeting.

Maak vragend:
The teachers have got a meeting.

Maak vragend:
He has a puppy.

Laatste keer, maak vragend:
Kanye has a lot of money.

Well done!

Ik kan nu goed vragen maken met HAVE en HAVE GOT

1. Ja zeker!
2. HAVE GOT snap ik wel, maar HAVE niet
3. Ik vind het alleen moeilijk bij DOES
4. Ik snap er echt niks van