M2 Wat moet ik leren voor het SO?

Wat moet ik leren voor het SO van 17 oktober?
Week 36   2 sep-9 sep 2024
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Wat moet ik leren voor het SO van 17 oktober?
Week 36   2 sep-9 sep 2024

Slide 1 - Diapositive

Instructie 

Chapitre 1
Bron A + B + D
blz. 51 + 53

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie.
  2. T1 Ik kan de passé composé gebruiken.
  3. T2
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Diapositive

woordjes Bron A beluisteren
blz. 51
leren F-N / N-F

Slide 4 - Diapositive

blz. 51
leren F-N
woordjes Bron B beluisteren

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Le passé composé (v.t.t.)

Ik heb een auto gekocht.

J'ai acheté une voiture.
hulpwerkwoord
voltooid deelwoord

Slide 8 - Diapositive

Wat heb je nodig?
hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
j'ai chanté
tu as chanté
il / elle / on a chanté
nous avons chanté
vous avez chanté
ils / elles ont chanté

Slide 9 - Diapositive

Uit je hoofd leren!!!

Slide 10 - Diapositive

blz. 32 

Slide 11 - Diapositive

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 12 - Question de remorquage

Hoe maak je de passé composé?
 1. Begin met het hele werkwoord:
Bijvoorbeeld: regarder (kijken).
2. Verander het werkwoord naar de stam:
Verwijder de eindletter -er van het werkwoord.
De stam van regarder is regard.
3. Voeg -é toe aan de stam:
Voeg -é toe aan de stam om het voltooid deelwoord te maken.
Het voltooid deelwoord van regarder is regardé..

Slide 13 - Diapositive

Hoe maak ik een voltooid deelwoord?
Bij regelmatige werkwoorden haal je de ER van het werkwoord af en plak je een ER achter de stam. 

danser => dans => dansé
donner => donn => donné
jouder => jou => joué
er
é

Slide 14 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden
in de passé composé

avoir = hebben
être = zijn
faire = maken, doen

Slide 15 - Diapositive

blz. 33

Slide 16 - Diapositive

Onregelmatige werkwoorden
AVOIR => Ik heb gehad = J'ai 
ÊTRE => Ik ben geweest = J'ai
FAIRE => Ik heb gemaakt / gedaan = J'ai
Uit je hoofd leren!!!
eu
été
fait

Slide 17 - Diapositive

Was deze LessonUp handig?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive