H2 Dagdelen Rangtelwoorden Tekst 5

H2 Dagdelen Tekst 5 tekst 6
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2 Dagdelen Tekst 5 tekst 6

Slide 1 - Diapositive

Dagen
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 2 - Diapositive

Maanden 
januari - februari - maart - april - mei - juni - juli - augustus - september - oktober - november - december

Slide 3 - Diapositive

Dagdelen
De ochtend/de morgen
De middag
De avond
De nacht

Slide 4 - Diapositive

Dagdelen
's Morgens is van 6 tot 12 uur.
's Middags is van 12 tot 6 uur.
's Avonds is van 6 uur tot 12 uur.
's Nachts is van 12 tot 6 uur. 

Slide 5 - Diapositive

Dagdelen
's morgens 
's middags
's avonds 
's nachts 

Slide 6 - Diapositive

rangtelwoorden

Slide 7 - Diapositive

telwoorden

Telwoorden zijn cijfers, nummers, aantallen.

Met telwoorden kun je tellen:
1, 2, 3, 4, 5, .....
rangtelwoorden

Rangtelwoorden  geven een volgorde aan.

1e, 2e, 3e, ........

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn de regels om een rangtelwoord te maken?
Van 1 - 20:                 Meestal telwoord + de

eindigt een telwoord op      -t,   -d,   -g ?      ->    + ste

Slide 9 - Diapositive

van 1 tot 20 :
1e : eerste                                6e :   zesde
2e: tweede                              7e :   zevende
3e: derde                                 8e :   achtste
4e: vierde                                9e :   negende
5e: vijfde                                 10e : tiende

Slide 10 - Diapositive

LET OP!!
1e: eende X = eerste
3e: driede X = derde

Slide 11 - Diapositive

Dus wat zijn de regels?
Rangtelwoord = getal + de
Maar niet voor:
1e= eerste                              8e = achtste
3e= derde                            20e = twintigste
                                                100e = honderdste

Slide 12 - Diapositive

Zes is een rangtelwoord
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Wat is een rangtelwoord?
A
Tien
B
Vijfde
C
100
D
veel

Slide 14 - Quiz

Wat is geen rangtelwoord?
A
vierde
B
eerste
C
negentien
D
laatste

Slide 15 - Quiz

Wat is hier een rangtelwoord?
A
nul
B
honderd
C
dertien
D
negende

Slide 16 - Quiz

eerste
derde
vierde
vijfde
tweede

Slide 17 - Question de remorquage

Maandag is de ________ dag van de week.

Slide 18 - Question ouverte

Woensdag is de _________ dag van de week.

Slide 19 - Question ouverte

Vrijdag is de ________ dag van de week.

Slide 20 - Question ouverte

Zaterdag is de __________ dag van de week.

Slide 21 - Question ouverte

Dinsdag is de ___________ dag van de week.

Slide 22 - Question ouverte

Zondag is de ______ dag van de week.

Slide 23 - Question ouverte

Ik weet nu wat rangtelwoorden zijn
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Ik weet nu hoe ik rangtelwoorden moet maken.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 25 - Quiz