Week 3: E Modalverben

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

2D
Boaz       Minke
                 Tuana
Pepijn    Fenne
Irfan       Myrthe
Tess         Lotus
Robin      River
Suze         Isis
Nina          Esmée
Nouck      Mick
Geena      Jurjen
Talien     Linde
Skye
Jewel    Hester
Luuk     Milan
Docent

Slide 3 - Diapositive

Guten Tag

Slide 4 - Diapositive

Modalverben
Je weet de betekenis van de werkwoorden können, dürfen, müssen, wissen, sollen, wollen en mögen.

Je kunt de werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn Modalverben?

Hulpwerkwoorden die extra betekenis geven aan hoofdwerkwoord

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Zij mogen geen snoep eten."

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het Modalverb in deze zin?
"Wij kunnen morgen niet naar school."

Slide 9 - Question ouverte

Moeten (wil van een ander)
willen (heel sterk, eisen)
mogen (toestemming hebben)
leuk vinden, lusten, aardig vinden, houden van
kunnen
moeten (het kan niet anders, noodzaak)
weten
sollen
mögen
wollen
dürfen
müssen
wissen
können

Slide 10 - Question de remorquage

Uitleg betekenis
Sollen= moeten ( een wil  van een ander)
Wollen= willen (heel sterk)
Mögen= leuk vinden, houden van, lusten, aardig vinden
Können= kunnen
Dürfen= mogen (toestemming hebben)
Müssen= moeten ( het kan niet anders, noodzaak)
Wissen = weten

Slide 11 - Diapositive

Lees de zinnen in het kader en beantwoord de vragen.


1. Vergelijk de enkel- en meervoudsvormen van de vetgedrukte werkwoorden. 
Wat valt je op? 
 2. Vergelijk de ich en de er/sie/es vorm, wat valt op?

Slide 12 - Diapositive

Zijn modale werkwoorden sterk of zwak?
A
sterk
B
zwak

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de verschillen?

1. ich  en  er/sie/es  hebben geen uitgang
2. in het enkelvoud staat een andere klinker dan in het meervoud (behalve sollen)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Das Verb wissen

Slide 16 - Diapositive

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben modale werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 17 - Diapositive

Er ....... (kunnen) morgen nicht dabei sein.

Slide 18 - Question ouverte

Die Kinder (mv) .......... (mogen) einen Kuchen.

Slide 19 - Question ouverte

........... (moeten: sollen) ihr noch einmal bestellen?

Slide 20 - Question ouverte

Aufgaben machen
Seite 78, Aufgabe 18,  19, 20 und 21

Slide 21 - Diapositive

Hausaufgaben
Leren de Modalverben
Seite 97/98

Aufgabe 19, 20 und 21


Slide 22 - Diapositive

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Dit wil ik mevrouw Wissink nog meegeven voor na de vakantie (mag over de lessen, manier van lesgeven of jezelf gaan):

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive