haben en sein vt en volt dw 3tl

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

haben

in de verleden tijd

Im Juli ............. es warm.

1. warst
2. war
3. wart
4. waren

Im Sommer .............. wir tolles Wetter.

1. waren
2. haben
3. hatten
4. sind

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( sein ) Ich ..... sehr krank.

1. was
2. war
3. bin
4. ware

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Du ..... auf einem Konzert?

1. bist
2. war
3. warst
4. wartest

Wat is de verleden tijd van:
Sie haben

1. Sie hatten
2. Sie hatte
3. sie hattet
4. sie hatte

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Er .... das nicht gedacht!

1. hat
2. habt
3. hatte
4. hattet

Vul de juiste vorm in de verleden tijd in:
(haben) Ich ........ auch nichts gesagt.

1. hatte
2. habte
3. habe
4. hatten

Wat zijn de voltooide deelwoorden?

1. Freiheit
2. gebadet
3. geschrieben
4. heiß

Voltooid deelwoord van: arbeiten

1. arbeitet
2. gearbeited
3. arbeited
4. gearbeitet

Wat is de hoofdregel van het voltooid deelwoord?

1. stam + t
2. ge + stam + d
3. stam + d
4. ge + stam + t

Voltooid deelwoord van

antworten

1. antwort
2. geantwort
3. geantwortet
4. geantworted

Wat is het voltooid deelwoord van : studieren?

1. gestudiert
2. studierte
3. studiert
4. studieren

Wat is het voltooid deelwoord van spielen?

1. spielt
2. gespielen
3. gespield
4. gespielt

Wat is het voltooid deelwoord van reservieren?

1. reserviert
2. reservieren
3. gereserviert
4. gereservierd

Wat is het voltooid deelwoord van vertrauen

1. vertrauet
2. vertraut
3. vergetraut
4. gevertraut

Wat is het voltooid deelwoord van
trainieren

1. getrainiert
2. getraint
3. trainierd
4. trainiert

Voltooid deelwoord:
machen

1. macht
2. gemachst
3. gemacht
4. gemachen

Het voltooid deelwoord van kaufen

1. gekauft
2. kauft
3. kauf
4. gekaufen

voltooid deelwoord van hören?

1. gehörent
2. gehöret
3. gehören
4. gehört

Het voltooid deelwoord van leben is...

1. gelebd
2. geliebt
3. gelebt
4. geleben